Want de heffe van het
al
mag zich nooit willen
meten
met de hoogste toppen,
maar al wat zijn plaats heeft
in het koor van de
zijnden
gaat nooit meer
verloren:
uit het één volgt het
ander,
alle dingen genieten
van uitwisseling:
en al wat teloorgaat
vormt een eeuwige
kringloop
die steeds door jouw
adem
verwarmd wordt.
Laten we dansen en de schepping vieren. Laten we dat vooral
doen en daarbij niets en niemand buitensluiten. Want er wordt weinig gedanst, écht
gedanst – en dat is volgens mij van alle tijden – om te vieren Wat Er Is en dat
het er is. En dansen doet Synesios van Kyrene in de negen hymnen in het zojuist
verschenen boekje Dans die het heelal
omkranst*.
Je mag echt, fysiek dansen, maar dat hoeft niet. Je kunt ook
zingend dansen, pratend dansen, zwijgend dansen, denkend dansen, niet-denkend
dansen en niet-dansend dansen. Dansen is het volgen van de beweging die zich
als vanzelf aandient en vrij is. Vrij in het moment, ieder moment. Dansen en
gedanst worden is leven, met alles erop en eraan.
En je kunt dichtend dansen. Dat deed Synesios van Kyrene –
en Piet Gerbrandy als vertaler in zijn voetsporen (want ere wie ere toekomt, de
Nederlandse vertaling danst dankzij hem). Naar eigen zeggen heeft de rond 370
in de Griekse stad Kyrene geboren Synesios ‘kinderen van taal verwekt’. Synesios
stamt uit een aristocratische familie en kreeg een gedegen klassieke opleiding
met daarin een belangrijke plaats voor de poëzie en retorica. Hij trouwde, maar
kreeg in 411 het verzoek bisschop van Ptolemaïs te worden, waaraan hij voldeed.
Om verschillende redenen (o.a. de dood van zijn drie kinderen) hield hij dit
maar 2 jaar vol. Synesios stierf in 413 als gevolg van totale uitputting.
Van het Ene naar het
vele
Als platonist had Synesios behoorlijke dogmatische bezwaren
tegen de christelijke leer. Hij stond in de traditie van wat we tegenwoordig
het neoplatonisme noemen. Hierin is het Ene boven ieder denkbeeld en concept
verheven. Uit het Ene stroomt de Geest of het Denken (nous) voort, de drager
van vormen of ideeën, de blauwdruk der dingen. Uit de Geest komt de Ziel voort,
die de schakel is tussen de materie en de Geest. Zij koppelt ruimte aan stof en
doet tijd en ruimte, en dus de talloze verschijningsvormen die de schepping
rijk is, ontstaan.
Synesios kan zich niet vinden in het Bijbelse idee dat de
incarnatie van het goddelijke zich op één historisch controleerbaar moment (de
geboorte van Jezus) op één specifieke plaats heeft afgespeeld. Voor hem is
Jezus een mythische figuur die allegorisch moet worden geduid, een
vertegenwoordiger van een goddelijke aanwezigheid in de stoffelijke
werkelijkheid. Hij belichaamt de belofte van hereniging met het Ene – die voor
iedereen mogelijk is.
Hoewel Synesios zich in de lofzangen en smeekbeden in Dans die het heelal omkranst afwisselend
bedient van Platonisch en christelijk taalgebruik, ervaar ik dit nergens werkelijk
als een schisma (hooguit af en toe als enigszins gekunsteld). Ik kan me
voorstellen dat dit komt doordat Synesios zelf voorbij de taal en gebruiken van
beide stromingen kon kijken naar de gemeenschappelijke bron die hij bezingt en
tot welke/wie hij zijn smeekbeden richt. Een voorbeeld:
Eenheid van eenheden,
vader van vaders,
van beginnen begin,
van bronnen de bron,
van wortels de wortel,
van wat goed is het
goede,
van gesternten
gesternte,
van heelallen heelal,
van vormen de vorm,
afgrondelijke schoonheid,
verborgen zaad,
vader van eeuwigheden,
vader van onzegbare
denkende heelallen
van waaruit een
onsterfelijke
ademtocht druppelt
die fysieke gevaarten
binnen komt zwemmen
en daar een tweede
heelal ontsteekt.
Ik bezing jou,
gelukzalige,
met de klank van mijn
stem,
ik bezing jou,
gelukzalige,
met de klank van mijn
zwijgen […]
Verheven choreografie
De dans die het heelal
omkranst bevat negen door Synesios van Kyrene geschreven hymnen over een
periode van ten minste 15 jaar – dat noem ik nog eens de tijd nemen. In zijn
heldere inleiding schrijft Gerbrandy onder meer: ‘… Synesios [laat] de bezielde
kosmos ook meermalen in lofzangen […] uitbarsten en verklaart dat hij zelf
opgenomen zou willen worden in die verheven choreografie. Op grond daarvan
kunnen we zeggen dat de hymnische vorm niet zomaar een spel of een literaire
techniek is: door deze liederen te schrijven en, wie weet, uit te voeren, voegt
de dichter zich in het grote geheel dat, om een pythagoreïsch beeld te gebruiken,
waargenomen kan worden als een “harmonie der sferen”.’
Natuurlijk is de dichter, zoals wij allemaal, onderdeel van
deze harmonie. Dat dit niet altijd als harmonieus aanvoelt, tja, dat is des
mensen. Synesios kent dit natuurlijk ook, ook hij kent lijden in zijn leven en verliest
zich in begeerten, geneugten, oordelen en vooroordelen, maar tegelijkertijd
heeft hij de wens en het inzicht om door inkeer terug te keren naar de
zuiverheid van het/de Ene:
Dit leven op aarde
heeft voor mij
afgedaan.
Weg met die troebele
blik van goddelozen,
politiek
machtsvertoon;
weg nu met al die
mierzoete verblinding,
onplezierig plezier,
waarmee de aarde de
ziel
stroop om de mond
smeert,
als een slaaf aan zich
bindt.
Meebewegen
Oftewel: in de wereld maar niet van de wereld. Daar ligt de
vrijheid, de ruimte om te dansen en gedanst te worden. Daar verlies je je niet
in de stof van de wereld. Maar omdat wij mensen ons hier toch nogal eens
verliezen, vergeten we vaak te dansen. Dat is jammer, want dit dansen kan ons
de harmonie – en het feit dat we gedanst worden en slechts mee hoeven te
bewegen met de dans – weer in herinnering roepen. Dus laat ons dansen en
gedanst worden.
P.S. Hoe teergevoelig en liefdevol is de dichter wanneer hij
de ziel omschrijft als ‘je meisje’, wat me doet denken aan de taal van het
Hooglied:
Bekommer je dus,
gelukzalige, om je
meisje
[…] in mijn oog
zit nog een klein
beetje
schittering verscholen
waarvan nog niet alle
energie is uitgeblust
[…]
*Dans die het heelal
omkranst – Negen hymnen aan de Ene, Synesios van Kyrene (vert. Piet
Gerbrandy), uitgeverij Damon, 2016.