‘Er is geen verborgen
Waarheid,
slechts waarheden die
we weigeren te erkennen.
Waarheid ondermijnt
het zelf
waaraan wij ons zo
wanhopig vastklampen.
De Waarheid is niet
voor ons verborgen.
We verbergen ons voor
haar.’
Geschenken, al dan niet in vermomming, komen vaak uit
onverwachte hoek en op onverwachte momenten, is mijn ervaring. Geschenken in
alle gedaanten: mensen, plekken, situaties, inzichten, gevoelens en ook
materiële zaken.
In mijn persoonlijk leven waren er ook enkele boeken die zo
maar ‘kwamen aanwaaien’ en die ik ben blijven koesteren. Laat het verleden los van Jiddu Krishnamurti was zo’n boek. Ik was
vierentwintig en had het uit de bibliotheek meegenomen zonder ooit van de man
gehoord te hebben. Geen idee waarom ik het toen van de plank heb gepakt. Maar
het was wel het eerste boek waarvan ik vond: dit gaat over mij! Ik ben niet
gek! Een keerpuntboek.
Veel later, eind jaren 1990, kreeg ik zo’n dertig flodderige
kopietjes van iemand. Van wie weet ik niet meer, wel dat het van iemand uit de
kring rond Hans Korteweg – mijn toenmalige leraar – was. Het bleek een boekje
met als titel Open Secrets – The letters
of Reb Yerachmiel Ben Yisrael, vertaald
en geredigeerd door Rami M. Shapiro. Ik las het in één ruk uit. En ik bleef het
regelmatig herlezen en kopiëren voor anderen.
Bijna twintig jaar later vroeg ik de uitgever van uitgeverij
Samsara, waar ik als zelfstandige voor werk, of dit boekje niet mooi in het
fonds zou passen. Het idee viel goed en ik mocht het zelf vertalen. En nu is
het er: Open geheimen. Een juweeltje
voor in de binnenzak.
Het boekje bevat diepzinnige brieven van de fictieve,
Oost-Europese chassidische rebbe Yerachmiel Ben Yisrael aan Aaron Heschel, de
overgrootvader van de auteur. Alle grote levensvragen – over de dood, de ziel,
goed en kwaad, de zin van het leven – komen aan bod in een taal die het
specifiek joodse idioom grotendeels vermijdt. Het woord God staat centraal,
maar wordt zo gebruikt dat het voorbijgaat aan alle kinderdenkbeelden die de
mens kunnen knechten of valse hoop geven. Hier gaat het direct over de ultieme
scheppingskracht die alles bewerkstelligt en in alles doorwerkt en die we (dus)
ook in onszelf door kunnen laten werken door leeg te worden van het zelf. De
heldere, religie overstijgende woorden in Open
geheimen, grenzen aan de diepste taal van de ziel, de taal van de stilte,
en raken de non-dualistische kern van de kabbala, de joodse mystiek.
Rami Shapiro
Maar wie is die Rami M. Shapiro (1951), die zogenaamde
vertaler en redacteur? Hij bleek de schrijver van deze fictieve brieven, een
rabbijn, prijswinnend dichter en bestsellerauteur. Hij groeide op in
Massachusetts (VS), in een modern, orthodox joods gezin. Op de middelbare
school bestudeerde hij de wereldreligies en op zijn zestiende werd hij een
serieuze zenbeoefenaar. Vervolgens studeerde hij filosofie aan de University of
Massachusetts, waar hij tevens privéles kreeg in de Bhagavad Gita. Tijdens een
uitwisselingsjaar ging hij naar Tel Aviv, hier verdiepte hij zich verder in de
joodse filosofie en met name in het werk van Martin Buber. Terug in de VS
studeerde hij Buddhist Studies aan Smith College en in 1973 rondde hij
zijn studie filosofie aan University of Massachusetts af. Later, op Hebrew
Union College, combineerde hij zijn liefde voor het jodendom met zijn passie
voor zen, taoïsme en advaita vedanta.
Het boekje Open
Secrets vindt zijn oorsprong in een inspiratieloze, eenzame periode in het leven
van rabbi Shapiro. Hij bezocht zijn geestelijk leraar rebbe Zalman Schachter
Shalomi en vroeg hem om raad. Shapiro kreeg een onverwacht antwoord: ‘Je werk
voor joodse mensen is klaar. Je hebt hen gezegd wat je te zeggen hebt. Je voelt
je nu zo levenloos, omdat je jezelf herhaalt. Je moet verder(…) Ik stel voor
dat je de joodse leer aanbiedt aan mensen die ervan willen leren zoals ze ook
van het boeddhisme of soefisme willen leren. Creëer een jodendom voor iedereen,
niet alleen voor joden.’ Wat mij betreft is dat met dit grens- en religie
overschrijdende boekje gelukt. Op zijn website schrijft hij:
Ik beschouw de
verschillende religies als talen: geen enkele taal is goed of slecht. Alle
talen zijn door mensen gemaakt. Ze weerspiegelen en vormen de beschaving die de
taal spreekt. Sommige dingen kun je in de ene taal wel zeggen, en in de andere
niet of minder goed. Hoe meer talen je leert, hoe genuanceerder je gedachten
over het leven worden. Het jodendom is mijn moedertaal, maar als het over
geestelijke zaken gaat, probeer ik meertalig te zijn. Maar de diepste taal van
de ziel blijft uiteindelijk toch de stilte.
De tweede brief uit het boekje
Mijn beste Aaron Hershel,
Je vraagt me over God. Of ik het Naamloze wil definiëren, of
ik het ultieme geheim in de palm van je hand wil leggen. Denk niet dat dit
ergens ver van je vandaan verborgen ligt. Het ultieme geheim is zo open als
maar kan. Hier komt het: God is Alles.
Ik ben geneigd hier te stoppen,
deze brief nu af te sluiten, mijn naam eronder te zetten en het bij deze
eenvoudige waarheid te laten. Maar ik ben bang dat je het niet zult begrijpen.
Je dient wel te beseffen dat alles wat nog komt slechts een verdere uitwerking
is van het simpele feit dat God Alles is.
Wat wil dat
zeggen ‘Alles zijn’? God is de Werkelijkheid. God is de Oorsprong en Substantie
van alle dingen en Hij is niets. Er is niets – geen enkel ding, gevoel of
gedachte, zelfs het idee dat er geen God is – dat niet God is. ‘Alles zijn’ wil
namelijk zeggen dat God zelfs zijn eigen ontkenning omarmt.
Luister
goed: God is de Oorsprong en Substantie van alles. Er is niets buiten God. Zo
staat er geschreven: ‘Ik ben God, er is geen ander [ain od]’ (Jesaja 45:5).
Lees hier in plaats van ‘geen ander’ liever ‘niets anders’ – lees niet: er is
geen andere god naast God, maar er is niets anders dán God.
Ik zal je
een voorbeeld geven. Vannacht heeft het heel hard geregend en de straat was een
en al modder. Ik liep vanmorgen naar het beet midrasj (leerhuis) en stopte om
naar een groepje kinderen te kijken dat met de modder aan het spelen was. Ze hadden helemaal geen last van alle
nattigheid en maakten tal van modderfiguren: huizen, dieren, torens. Uit hun
gesprekken kon ik opmaken dat ze al die verschillende vormen een eigen
identiteit en naam gaven, en er een heel verhaal omheen maakten. Voor zolang
het duurde leidden die modderfiguren een onafhankelijk bestaan. Maar het bleef
natuurlijk alleen maar modder. Van oorsprong waren ze modder en hun substantie
was modder. Vanuit de kinderen gezien hadden de modderfiguren allemaal een
afzonderlijk zelf. Vanuit de modder gezien was duidelijk dat die onafhankelijke
zelfstandigheid een illusie is, alle figuren bestonden gewoon uit modder.
Met ons en
God is het precies hetzelfde: ‘Adonai is God in de hemel boven en op de aarde
beneden, er is geen ander’ (Deuteronomium 4:39). ‘Er is geen ander’ wil zeggen
dat er in de hemel en op aarde niets anders is dan God.
Is dat
mogelijk? Als ik naar de wereld kijk, zie ik God nergens. Ik zie verschillende
soorten bomen, allerlei verschillende typen mensen, huizen, velden, meren,
koeien, paarden, kippen, enzovoorts, enzovoorts. In die zin ben ik net als die
spelende kinderen, ik zie echte figuren en niet gewoon modder.
Waar
bevindt God zich dan in dit alles? De vraag zelf is misleidend. God bevindt
zich niet ‘in’ dit alles. God ís dit alles.
Denk goed na
over wat ik heb gezegd. Het is de sleutel tot alle geheimen van het leven.
B’sjalom