kust

kust

Seuse’s Niets

Akkers Corversbos, november 2013



















 In de tijd kan de mens zover komen, dat hij zichzelf begrijpt als één met datgene wat bij alles wat men kan bedenken en verwoorden Niets is […] en het is in zichzelf een allerwezenlijkst Iets. En hier kent de mens zichzelf als één met dit Niets, en dit Niets kent zichzelf zonder tussenkomst van een kenvermogen. Maar daarin is nog iets diepers verborgen […] 
Zolang de mens zoiets als ‘een eenheid’ begrijpt voor zover het met verstandelijke argumenten bewezen kan worden, moet hij nog dieper doordringen. Het Niets kan uit zichzelf niet dieper, alleen ons begrip  kan er dieper in doordringen, dat wil zeggen, wanneer wij zonder voorgevormde beelden en voorstellingen die er kunnen zijn, gaan begrijpen wat alle voorstellingen en beelden begripsmatig te boven gaat. En daarover kan men niet spreken, want gesproken worden, meen ik, kan alleen over iets wat men met verstandelijke argumenten kan bewijzen. 
Wat er nu ook over gesproken wordt, toch wordt van het Niets in geen enkel opzicht bewezen wat het is, hoeveel leermeesters en boeken er ook zijn. Maar dat dit Niets, het denken of het Zijn of het geluk zelf is, dat is ook wel waar, althans voor zover men dat voor ons in woorden kan uitdrukken. Maar van de waarheid zelf is zo’n uitspraak even ver en zelfs verder verwijderd, als wanneer men van een fijne parel zou zeggen: het is een hakblok.*


Het citaat hierboven vind ik fantastisch, omdat het heel goed weergeeft wat niet in woorden te vatten is. Je denken loopt erop stuk – wat een opening in en voor het onbekende, het Niets, kan veroorzaken.
Het eeuwig schenkende Niets, dat toch ook Iets is. Wat geen breedte, diepte en hoogte kent en ook geen tijd. Hierin is werkelijk geen tekort en geen haast door het diepe besef dat het schenken nooit stopt en dat de ruimte oneindig uitgestrekt is, niet ondergeschikt aan de wetten van de materie waarvan wij zijn gemaakt. Ultieme bevrijding binnen de beperking van het menszijn. Hoe genadevol.



Korte biografie
Heinrich Seuse (1295 – 1366) werd in of rond Konstanz geboren, de plaats waar hij ook als monnik toetrad tot de dominicaner orde. Hier kreeg hij zijn onderwijs en waarschijnlijk heeft hij ook in Straatsburg gestudeerd. Doordat hij Meister Eckhart (± 1260 ­– 1328, beroemd mysticus en eveneens dominicaan) verdedigde, kon hij een verdere wetenschappelijke loopbaan vaarwel zeggen. Hij wijdde zich vooral aan de zielzorg in de streek rond de Rijn. In 1348 werd hij door de orde naar Ulm verplaatst, waar hij op 25 januari 1366 overleed.
In Het boek van de waarheid, waar bovenstaand citaat uit afkomstig is, heeft Seuse het niet direct over Eckhart, maar hij bespreekt wel een aantal van de stellingen van Eckhart die als ketters werden veroordeeld door een pauselijke commissie. Hij geeft een verkeerde interpretatie van die stellingen en weerlegt deze vervolgens.


* Het boek van de waarheid III, Heinrich Seuse, met 11 Preken van Johannes Tauler, vertaald door C.O. Jellema, Historische Uitgeverij, Groningen, 2004, blz. 29, 30, 31.