kust

kust

Dit is mijn dorp



 

Hier ben ik. Dit is de plek waar ik woon, slaap, eet, waar mijn dochters wonen, ik mijn boodschappen doe, mensen ken, rondwandel, me thuis voel. Het zou overal kunnen zijn, maar toch ook niet. Nu niet. Dit is mijn dorp. 

 

Lang heb ik me afgevraagd waar mijn dorp zou staan. Maar het staat hier. Het was hier altijd al. Het is waar ik ben, altijd. Thuis bij mezelf. Een warme gewaarwording; thuiszijn bij jezelf. Wat is het eigenlijk precies? Niet meer ergens anders heen willen – heen moeten eigenlijk omdat ‘ergens’* zo hard trekt dat het onmogelijk lijkt om er geen gehoor aan te geven. Hoewel je nog altijd veel van reizen en nieuwe oorden kunt houden, maar zonder de verwachting, zonder de hoop op beter, meer, een groter geluk. En zonder de hoop dat daar je dorp ligt. Daar wel en hier niet. Want ben je er eenmaal, dan is daar hier geworden en roept er weer een ander daar. Eindeloos kan dit doorgaan. Maar dit is mijn dorp. Hier. Waar ik nu ben.

 

Thuiszijn volgde na een soort van omdraaiing. De blikrichting veranderde. Van de eindeloos verschuivende einder naar binnen, van hoop op en angst voor…, naar een oneindige weidsheid waarin niets ontbreekt, die van overal mijn dorp maakt. Mijn dorp is de fysieke plek waar ik woon. Maar draai de munt om en het is een oneindige weidsheid die geen diepte en geen omvang kent en waarin mijn dorp een fundamentloze verschijning is, en de einder ook. Mijn dorp en einder als decor. Als een vertoning of schouwspel waarin en waardoorheen ik mij beweeg. De oneindige weidsheid is een stille plek die rimpelt als er een steentje in wordt gegooid – wat vaak gebeurt. En die weer stil wordt als de uitdijende kringen zijn gladgestreken. Niet door een hand, iets magisch of wat dan ook, maar door een natuurlijke vertraging, net als bij water dat na de beroering langzaam zijn spiegelglans weer herkrijgt. Die stilte die steeds weer beroerd wordt is mijn thuis. Zowel de stilte als de beroering zijn mijn thuis – alsof de twee ooit gescheiden zouden kunnen worden. Alsof mijn dorp ooit ergens anders zou kunnen liggen dan hier.

 

Decors verschuiven. Het leven is voortdurende verandering, maar de oneindige weidsheid omvat alle veranderingen zonder zelf te veranderen. Er is geen oordeel over de veranderingen, alleen een ontvangen en vormgeven van wat zich aandient. Soms rimpelt het heftig en zijn de kringen als golven, soms deint het en niet meer dan dat, soms ook is de oppervlakte spiegelglad: verschillende stadia van hetzelfde. Het meest kenmerkende van deze oneindige weidsheid is – wat mij betreft – liefdevolle, alomvattende aanwezigheid of liefdevolle, alomvattende ontvankelijkheid. Maar ook dit label dient weer te worden uitgewist. Labels vertroebelen de blik voor wat is. Maken iets van wat iets was maar niet meer is. En wat er is, is altijd mijn dorp. In fysieke zin en als alomvattend dragend beginsel.

 

Ik wil met het woord ‘dorp’ geen verwarring stichten, maar zo voelt het, als een dorp. Het dorp als een hechte gemeenschap. Waarin iedereen elkaar kent, met elkaar verbonden is, van elkaar afhankelijk is, voor elkaar zorgt. Waar de eerste gedachte niet is: wat heb ik aan de ander, maar: wat kan ik voor de ander doen. Waar thuiskomen na een lange reis voelt als een warm bad, als een dragend beginsel. Maar dat is mijn privébeeld en het versplintert voor mijn ogen.

  

* ‘Ergens’ kan overal en/of van alles zijn, alles wat je niet-hier houdt, iedere begeerte.