kust

kust






Een vrede die het verstand te boven gaat*

 

Als damp boven water

en warmte boven vuur.

Buiten bereik van

het splitsen der dingen.

 

Want is vrede – toestand van rust –

niet de verzoening tussen

wat eerder nog twee was?

 

De omhulling van

ja en nee

goed en slecht

vreugde en pijn

jij en ik?

 

De oneindige ruimte

waarin alles oordeel-

loos zijn thuis heeft?

 

Het muurloze thuis

van alles en iedereen

waarin wat was was

wat komt komt

wat is is?

 

Is die vrede mogelijk

hier

nu?

 

Zal zij er ooit zijn

op aarde

in mij

in jou?

 

Vragen van het verstand

dat die vrede niet kent

niet kende

niet zal kennen.

 

Dat de vrede splitst en

zich vervolgens afvraagt

of zij nog te lijmen is – alsof

die vrede zich door het

verstand laat breken.

 

Ja. Schijnbaar.

Schijnbaar is zij gebroken.

Schijnbaar levensecht.

Vandaar de pijn, het gemis.

 

Maar de directe beleving

het zuiver gewaar zijn van wat is

is de vrede die het verstand te boven gaat.

 

*(Fil. 4:7)

 Uitnodiging

 


Hoewel er altijd ook leed en verdriet is in de wereld en in ons persoonlijk bestaan, ervaar ik het leven als genadevol en van een grote schoonheid. Om dit te kunnen ervaren en een vervuld leven te kunnen leiden, is het volgens mij nodig dat we ontspannen maar alert aanwezig, op het scherpst van de snede leven en ons niet volledig laten bepalen door innerlijke gedachten en gevoelens en uiterlijke omstandigheden.

 

Dit kan mijns inziens alleen wanneer we ten diepste beseffen dat we deze gedachten en gevoelens niet zijn en dat we niet bepaald hoeven worden door de uiterlijke omstandigheden. Dit besef kan indalen wanneer we weet hebben van de oneindige weidsheid waarin deze gedachten en gevoelens zich voordoen. Die stille, rustige weidsheid is ons ware thuis waarnaar we altijd kunnen terugkeren. Daarin en vandaaruit kunnen we antwoord geven op wat zich innerlijk en uiterlijk aandient.

 

Zo levend zijn we een mens van vlees en bloed, maar laten we ons niet bepalen door vlees en bloed, onthecht terwijl we ons tegelijkertijd volledig laten onderdompelen in de geuren en kleuren van het leven. Deze onafhankelijke maar verbonden innerlijke houding, kan vanzelfsprekend en zonder te forceren leiden tot een zacht-heldere, meedogende en meegaande houding ten opzichte van onszelf, anderen en de wereld.

 

Ik word nogal eens geraakt door ontmoetingen met anderen. Ontmoetingen in vriendschap, die tevens een onderzoek zijn naar hoe we deze oneindige weidsheid tot ons thuis kunnen maken, terwijl we tegelijkertijd volledig in de wereld staan en daarin onze dagelijkse dingen doen in verbinding met de mensen en de wereld om ons heen. Dienstbaar en liefdevol aanwezig, voor onszelf en anderen.

 

Deze ontmoetingen ervaar ik bovendien als heel vruchtbaar, omdat het mogelijk is om hierin tot een ander antwoord te komen dan we tot nu toe gewend waren. Een antwoord dat eerder bevrijdend dan benauwend aanvoelt. Wanneer dit antwoord zich vertaalt in concreet handelen, kan zich een totaal nieuwe richting openen, of er kan meer vrijheid worden ervaren in de gekozen richting. Het leven in de wereld verliest aan soliditeit. Wordt vloeibaarder. Handelen is responderen, meegaan met wat zich aandient en daar een eigen antwoord op geven. Niet vanuit weerstand of opoffering, maar vanuit besef. Vanuit weten, voorbij hoop en vrees voor een mogelijk verloop en/of een mogelijke afloop.

 

Dan is leven een uitnodiging. Een uitnodiging om gehoor te geven aan de influistering die ons zacht maar steeds weer door alle ikkigheid heen, naamloos onderdompelt in de oneindige weidsheid van grenzeloos responderen.

 

 

 

Dit is mijn dorp



 

Hier ben ik. Dit is de plek waar ik woon, slaap, eet, waar mijn dochters wonen, ik mijn boodschappen doe, mensen ken, rondwandel, me thuis voel. Het zou overal kunnen zijn, maar toch ook niet. Nu niet. Dit is mijn dorp. 

 

Lang heb ik me afgevraagd waar mijn dorp zou staan. Maar het staat hier. Het was hier altijd al. Het is waar ik ben, altijd. Thuis bij mezelf. Een warme gewaarwording; thuiszijn bij jezelf. Wat is het eigenlijk precies? Niet meer ergens anders heen willen – heen moeten eigenlijk omdat ‘ergens’* zo hard trekt dat het onmogelijk lijkt om er geen gehoor aan te geven. Hoewel je nog altijd veel van reizen en nieuwe oorden kunt houden, maar zonder de verwachting, zonder de hoop op beter, meer, een groter geluk. En zonder de hoop dat daar je dorp ligt. Daar wel en hier niet. Want ben je er eenmaal, dan is daar hier geworden en roept er weer een ander daar. Eindeloos kan dit doorgaan. Maar dit is mijn dorp. Hier. Waar ik nu ben.

 

Thuiszijn volgde na een soort van omdraaiing. De blikrichting veranderde. Van de eindeloos verschuivende einder naar binnen, van hoop op en angst voor…, naar een oneindige weidsheid waarin niets ontbreekt, die van overal mijn dorp maakt. Mijn dorp is de fysieke plek waar ik woon. Maar draai de munt om en het is een oneindige weidsheid die geen diepte en geen omvang kent en waarin mijn dorp een fundamentloze verschijning is, en de einder ook. Mijn dorp en einder als decor. Als een vertoning of schouwspel waarin en waardoorheen ik mij beweeg. De oneindige weidsheid is een stille plek die rimpelt als er een steentje in wordt gegooid – wat vaak gebeurt. En die weer stil wordt als de uitdijende kringen zijn gladgestreken. Niet door een hand, iets magisch of wat dan ook, maar door een natuurlijke vertraging, net als bij water dat na de beroering langzaam zijn spiegelglans weer herkrijgt. Die stilte die steeds weer beroerd wordt is mijn thuis. Zowel de stilte als de beroering zijn mijn thuis – alsof de twee ooit gescheiden zouden kunnen worden. Alsof mijn dorp ooit ergens anders zou kunnen liggen dan hier.

 

Decors verschuiven. Het leven is voortdurende verandering, maar de oneindige weidsheid omvat alle veranderingen zonder zelf te veranderen. Er is geen oordeel over de veranderingen, alleen een ontvangen en vormgeven van wat zich aandient. Soms rimpelt het heftig en zijn de kringen als golven, soms deint het en niet meer dan dat, soms ook is de oppervlakte spiegelglad: verschillende stadia van hetzelfde. Het meest kenmerkende van deze oneindige weidsheid is – wat mij betreft – liefdevolle, alomvattende aanwezigheid of liefdevolle, alomvattende ontvankelijkheid. Maar ook dit label dient weer te worden uitgewist. Labels vertroebelen de blik voor wat is. Maken iets van wat iets was maar niet meer is. En wat er is, is altijd mijn dorp. In fysieke zin en als alomvattend dragend beginsel.

 

Ik wil met het woord ‘dorp’ geen verwarring stichten, maar zo voelt het, als een dorp. Het dorp als een hechte gemeenschap. Waarin iedereen elkaar kent, met elkaar verbonden is, van elkaar afhankelijk is, voor elkaar zorgt. Waar de eerste gedachte niet is: wat heb ik aan de ander, maar: wat kan ik voor de ander doen. Waar thuiskomen na een lange reis voelt als een warm bad, als een dragend beginsel. Maar dat is mijn privébeeld en het versplintert voor mijn ogen.

  

* ‘Ergens’ kan overal en/of van alles zijn, alles wat je niet-hier houdt, iedere begeerte.