kust

kust

Kleefkracht


Remagen, juni 2015














Kleefkracht, een trekkend verlangen en
veroorzaker van de relaties van
een mens met anderen en het andere.

Kleefkracht is bindend zolang de
wens of kans op vervulling
van het verlangen aanwezig blijft.

Kleefkracht is persoonlijk gekleurd
maar algemeen menselijk van aard.
Het heeft de rek van elastiek.

Kleefkracht richt zich, als de hechting oplost
– doordat de vervulling van het verlangen uitblijft;
het verlangen na verloop van tijd is uitgedoofd; of
een nieuw verlangen de kop opsteekt –
weer op een nieuw verlangen, of
met het oude verlangen op iets of iemand anders.

Kleefkracht klampt zich ook nu weer met (wan)hoop vast
– soms verkleed als een bepaald soort opwinding –
aan de zoektocht naar vervulling.
Een hopeloos zoeken dat op zijn best
een tijdelijk geluk verschaft.

Alleen degene die het geluk niet langer
buiten zich in de ander of het andere zoekt,
kan zich van de kleefkracht die hem bindt bevrijden.

Het diepe besef dat hij niets mist en
doorzicht in de waan van zelf en ander
lossen kleefkracht op en geven ruimte
aan een alomvattende liefde
die geen onderscheid meer kent.









Stil is het hart van de wijze

‘De wijze is stil, niet omdat men zegt dat stil zijn goed is, maar omdat geen van de tienduizend dingen in staat is zijn hart te beroeren; daarom is hij stil. Wanneer het water stil is, dan weerspiegelt het alles, tot aan de baard en de wenkbrauwen toe; het oppervlak is zo zuiver waterpas dat grote timmerlieden het als model nemen. Wanneer het water dat stil is zo helder wordt, hoeveel te meer nog de geest!’*

Hoogt v.h. Kruis, Hilversum, 6-'15
Groot persoonlijk leed kan je van je voetstuk blazen. Als je vertrouwde wereld afbrokkelt en je veel van je houvast verliest, kun je overmand worden door leed, verdriet, pijn en misschien ook zelfmedelijden. Dan voelt het zwart en je waant je geïsoleerd en afgescheiden.
De tienduizend dingen – één van de tienduizend (als oneindig aantal) dingen waaruit de schepping bestaat – beroeren je hart en wel zo dat je er volledig door wordt geabsorbeerd en je je er volledig mee identificeert. De geest is onstuimig en troebel. Pijn in een orgaan dat niet bestaat. 


Wat heb je dan nog aan een tekst zoals die hierboven?
Soms helemaal niets, omdat je zo opgeslokt wordt door de duisternis. Duisternis die je dan alleen maar kunt uitzitten. Het stormt en het water wordt opgezweept. Welk mens gaat stormloos door het leven? Ik niet en ik ken ze niet. Gelukkig gaan stormen weer liggen.

Ik ken wel mensen die zo met de storm meebuigen dat ze niet bewegen. Eén met wat zij ervaren, zonder een gefixeerd middelpunt. Terwijl het leed hen doortrekt en zij dit doorleven, worden ze er niet door weggeblazen.
Het is een wonderbaarlijke paradox, dit verkruimeld worden en toch heel blijven; intens verdriet ervaren, hevige pijn voelen en toch ook de ruimte eromheen gewaarzijn. In de beroering onberoerd blijven. Het is onmogelijk, maar het is mogelijk. Het is vanuit eenvoud (het enkelvoudige) in de veelvoud (de tienduizend dingen) leven. Of: in de eenvoud de tienduizend dingen (be)leven.

Woorden. Semantisch onderscheid kan een valkuil zijn. Woorden kunnen de geest vertroebelen, een middel om de stilte te vermijden. Stilte is een antwoord.

Zwillbrocker Venn, 10-'15
Stil is het hart van de wijze! Het is de spiegel van hemel en aarde, de spiegel van de tienduizend dingen. Waarlijk! In het open en stil zijn, met vredige mildheid en in eenzame kalmte niets doen, daarin ligt de grondslag van hemel en aarde en de hoogste uiting van de deugd [werking, RH] van de Tao: daarom zullen de vorst en de wijze immer daarin verblijven. ‘Blijven’ wil zeggen: leeg zijn; uit leegte komt volheid, en met volheid komt volledigheid. Leegte betekent stilte, uit stilte komt beweging, en met beweging komt welslagen. Stilte wil zeggen: niets doen, en door het nietsdoen voltooien zij die met opdrachten belast zijn al hun taken.’


* Beide citaten zijn afkomstig uit Zhuang Zi - de volledige geschriften, het grote klassieke boek van het taoïsme, vertaald en toegelicht door Kristofer Schipper, uitgeverij Augustus, blz. 185.

The Golden Letters – Toegift
















De ware aard van de geest is als een sterk reflecterende spiegel, met als eigenschappen kristallen helderheid en zuiverheid. Al onze gedachten, emoties, impulsen, gevoelens, sensaties, enzovoort, zijn als de reflecties in die spiegel. Oorspronkelijk gewaarzijn, de toestand van onmiddelijke aanwezigheid, is als het vermogen van deze spiegel dat te reflecteren wat er voor wordt geplaatst - of het nu goed of slecht, zuiver of onzuiver, mooi of lelijk is. Zoals deze reflecties de aard van de spiegel op geen enkele wijze veranderen of bepalen, zo veranderen of bepalen onsamenhangende en discursieve gedachten die in de geest opkomen, op geen enkele manier de ware aard van de geest. Wanneer we verenigd zijn met de kennis van dit oorspronkelijk gewaarzijn, leven we in de toestand van de ware aard van de spiegel. Missen we dit gewaarzijn en zijn we onwetend, dan leven we in de toestand van de reflecties en denken we dat wat er er ook voor ons bewustzijn oprijst, werkelijk en wezenlijk is.


The Golden Letters, Translation, Introduction and Commentaries by John Myrdhin Reynolds, Snow Lion Publications, Ithaca, New York, USA, 1996, blz. 80. Vertaling Ronald Hermsen.

The Golden Letters III (en slot)

Enige jaren geleden vertaalde ik een passage uit het boek The Golden Letters*. Een in mijn ogen prachtige verhandeling over de verduistering en het oorspronkelijke licht van de geest en hoe deze helderheid verkregen kan worden. Hieronder het slot van een drieluik.
















Samsara en nirvana
We hoeven dus niet door onze negatieve emoties geketend te blijven aan samsara, gevangen binnen het cyclische proces van gedachten en hartstochten die eindeloos opkomen. Traditioneel wordt samsara (cyclus, cyclisch bestaan) gedefinieerd als de cyclus van activiteit, zowel mentaal als fysiek, terwijl nirvana (voorbijgaan aan lijden) wordt gedefinieerd als stilte of ultieme vrede. Het Tibetaanse synoniem voor samsara is ‘worden’. ‘Vrede’ en ‘stilte’ zijn Tibetaanse synoniemen voor nirvana. Samsara vertegenwoordigt het geconditioneerde bestaan, de geconditioneerde toestand van de geest, van het gedachteproces waardoor mentale verschijnselen in het bewustzijn worden gebracht aan de hand van voorafgaande oorzaken. Deze oorzaken zijn onderdeel van een ketting van causaliteit die geen begin heeft en zij zijn van elkaar afhankelijk voor hun ontstaan. 

Samsara is, bij uitstek,  de beweging van gedachten, terwijl het nirvana van de hinayana-beoefenaars een staat van ultieme stilte is, waarbinnen de bewegingen van de hartstochten niet langer oprijzen. De mahayana-traditie ziet dit nirvana echter niet als het ultieme doel, zelfs niet als ongeconditioneerd bestaan. Volgens de mahayana-leer wordt de beoefenaar binnen de hinayana-traditie nog altijd gekweld door heel subtiele, intellectuele verduisteringen. Nadat de staat van nirvana is verdwenen keert hij of zij terug naar het bestaan in de vormenwereld. Dan moet hij, om werkelijk bevrijd te worden van samsara, de weg van de bodhisattva beoefenen. Alleen dan kan hij het uiteindelijke doel van boeddhaschap bereiken. Wanneer hij de status van ahrat - een heilige bij wie alle hartstochten verdwenen zijn – heeft bereikt, is er niet langer de noodzaak om als een menselijk wezen wedergeboren te worden.
 
Bij dzogchen is dit anders. Binnen dzogchen betekent bevrijding zowel bevrijding van samsara als van nirvana. Het doel van dzogchen is om bevrijd te worden in dit huidige leven dan wel onmiddellijk na de dood. Er valt niets te verkrijgen in een soort van toekomstige hemelwereld. Binnen tantra worden samsara en nirvana gezien als twee parallele of alternatieve werkelijkheden. Namelijk die van het onzuivere, karmische zicht van de zes rijken van wedergeboorte dat de doorsnee, misleidde wezens hebben, en de werkelijkheid van het zuivere zicht van de goden en mandala’s dat verlichte wezens hebben. Het eerste is het gevolg van de onwetendheid en verduisteringen van gewone, bewuste wezens. Het tweede zicht is het resultaat van de kennis of gnosis van verlichte wezens. Binnen dzogchen zijn deze twee aparte werkelijkheden, samsara en nirvana, gelijktijdig corresponderend, zonder dat hier verwarring uit voortkomt. De uiterlijke wereld is een mandala en alle levende wezens zijn godheden. Tegelijkertijd ziet alles er nog steeds zo uit als voorheen. Er is immers geen voorafgaand proces van visualisatie of transformatie dat deze verschuiving in de waarneming tot stand brengt. Bergen zijn nog steeds bergen, maar iedere berg is tegelijkertijd sumeru [een berg die in de Tibetaanse mythologie staat voor het middelpunt van de wereld]**. 

Verlichting is niet het opstijgen ergens naartoe, een vlucht van de aarde naar een of ander hemels paradijs – wat wel een gangbare metafoor is voor het voortgaan op het geestelijk pad binnen mystieke tradities overal ter wereld. Eerder is verlichting iets wat hier en nu gebeurt. In het licht van dzogchen overstijgen onsamenhangende en discursieve gedachten hun intrinsieke beperkingen en worden onthuld als zijnde kennis. Dit is de zelfonthulling van dat wat eerder bedekt of verborgen was. Wat uiteindelijk gevonden wordt, is wat in het begin al bestond; de alpha en de omega zijn gelijktijdig aanwezig. Dit is de zelfonthulling van gnosis: er is eenheid en toch blijft de diversiteit ongeschonden. Beide worden omvat door gnosis oftewel oorspronkelijke kennis.

* Deze tekst is een vertaling van de pagina’s 110 (vanaf 16. Recognizing te Nature of Thoughts and Experiences) tot en met 117 (tot 21. The special Teaching of Dzogchen) uit het boek: The Golden Letters, Translation, Introduction and Commentaries by John Myrdhin Reynolds, Snow Lion Publications, Ithaca, New York, USA, 1996. Hier en daar zijn woorden uit de oorspronkelijke tekst weggelaten. Bijna steeds gaat het dan om Tibetaanse of Sanskriet termen, die niet noodzakelijk zijn voor een goed begrip van de tekst.
** Tussen [...]  staan teksten die door mij zijn toegevoegd.

The Golden Letters II



 Enige jaren geleden vertaalde ik een passage uit het boek The Golden Letters*. Een in mijn ogen prachtige verhandeling over de verduistering en het oorspronkelijke licht van de geest en hoe deze helderheid verkregen kan worden. Hieronder deel twee van een drieluik.
   











Het oprijzen van gedachten wordt de meditatie
Wanneer we uit gewoonte langere tijd op deze manier oefenen, wordt het louter oprijzen van gedachten de meditatie zelf. Het maakt geen verschil of gedachten al dan niet oprijzen. De grenzen tussen de kalme staat en de beweging van gedachten storten volledig in. De beweging van gedachten wordt nu direct gezien als onbeschrijfelijk licht, de manifestatie van de transparante helderheid van de basis, de oorspronkelijke staat. Deze bewegingen brengen geen schade toe aan de ondoorgrondelijke sereniteit van het midden en verstoren het ook niet. Beweging komt nu op als directe en onmiddellijke kennis (gnosis) die overal direct in doordringt en niet langer als onsamenhangende of discursieve gedachten die van zichzelf begrensd en beperkend zijn. Gedachten manifesteren zich op ongedwongen en natuurlijke wijze als deze direct doordingende kennis, zonder een tussenkomend proces dat onzuiver karmisch zicht transformeert in zuiver zicht, zoals dat bij tantrische systemen van oefening het geval is. Niettemin kan het voor de buitenstaander lijken alsof de geest [van zo iemand] een normale geest is, omdat heel gewone, alledaagse gedachten blijven opkomen. Niet alles is nu ineens goedheid en licht.

De beoefenaar blijft verlangen, hongeren en een stoelgang hebben zolang hij een fysiek lichaam – het product van karma uit het verleden – heeft. Ook al schijnt de ochtendzon op de gletsjer, het ijs smelt niet direct. Vergelijkbaar manifesteren alle kwaliteiten van verlichting zich niet onmiddellijk, ook al heeft de geest verlichting gerealiseerd. Maar terwijl de doorsnee mens altijd probeert om gedachten te creëren of onderdrukken en zo doorgaat met het verzamelen van energie die verbonden is met onbewuste impulsen, realiseert de beoefenaar de bevrijding van diezelfde gedachten precies op het moment waarop ze opkomen.

De vier methoden van bevrijding
Binnen dzogchen spreken we van drie of vier methoden van bevrijding:
1 bevrijding door pure aandacht
2 bevrijding zodra het oprijst
3 zelfbevrijding
4 oorspronkelijke bevrijding

In de tekst worden enkele metaforen gegeven om de betekenis van de methoden van bevrijding te illustreren. ‘Bevrijding door pure aandacht’ is bevrijding door middel van het herkennen van gedachten. Dit is als de ontmoeting met iemand die we al eerder hebben ontmoet. ‘Bevrijding zodra het oprijst’, waarbij gedachten zichzelf bevrijden zodra ze opkomen, is als een slang die door zijn eigen knopen glijdt en zichzelf zo ontwart. Bij ‘zelfbevrijding’, rijzen gedachten op in hun onmiddellijke en natuurlijke, ongedwongen bevrijding. Dit is als een dief die een leeg huis binnengaat en niets vindt om te stelen. Hier hebben het oprijzen en de bevrijding van gedachten nadelige, noch voordelige gevolgen voor de staat van contemplatie.
De eerste drie methoden van bevrijding verwijzen naar het proces van het bevrijden van gedachten, terwijl ‘oorspronkelijke bevrijding’ refereert aan Rigpa [de natuur van de geest; altijd aanwezig, zuiver oorspronkelijk gewaarzijn] zelf, wat van het begin af aan nooit anders dan volledig bevrijd is geweest.

Bij de methode ‘bevrijding door pure aandacht’ [1], is er slechts een minimale mentale activiteit. We richten onze aandacht op de gedachte zodra deze oprijst en herkennen deze als een gedachte. Dit is als het zien van een schijnbare vreemde in een drukke straat, die je plotseling herkent als een oude bekende. Ook wanneer dit een grotendeels automatisch proces geworden is, bestaat er nog altijd een kleine tussenpose in de tijd tussen het oprijzen van de gedachte, het gewaar worden van zijn aanwezigheid en de herkenning van de gedachte als gedachte aan de ene kant, en het weer oplossen van de gedachte aan de andere. Voor de beginner is deze oefening passend, later wordt het een fout wanneer deze niet overstegen wordt. 

[2] In de volgende fase verbrokkelt de gedachte zodra deze oprijst. [Als voorbeeld kan dit proces geïllustreerd worden] met het tekenen op de oppervlakte van water. De tekening valt uiteen op het moment van tekenen. Het tekenen en uiteenvallen vinden tegelijkertijd plaats. Hier vinden het opkomen en de bevrijding van de gedachte gelijktijdig plaats. Er is geen interval of discontinuïteit tussen het zelfoprijzen en de zelfbevrijding van gedachten. Daarom verschilt dit proces van het proces van ‘bevrijding door pure aandacht’ en staat het bekend als ‘bevrijding zodra het oprijst’. Er is nog altijd een klein onderscheid tussen het stadium van oprijzen en dat van bevrijding. Bij deze beoefening wordt echter geen enkele poging ondernomen om het oprijzen van gedachten te onderdrukken. Er wordt geen energie in zo’n poging geïnvesteerd, daarom is het proces van bevrijding natuurlijk, ongedwongen, automatisch en moeiteloos. Terwijl er tijdens de beoefening van ‘bevrijding door pure aandacht’ nog altijd de minimale inspanning van de pure aandacht is, is zo’n soort inspanning er nu  niet. Welke gedachten ook oprijzen, zij worden door hun eigen impulsieve beweging voortgedreven tot in de natuurlijke staat en bevrijd. Zo worden gedachten die oprijzen gezuiverd - dat wil zeggen ‘bevrijd’ – door middel van de potentialiteit van de dharmakaya [de essentie van gewaarzijn, die gelijk is aan leegte]. Zij worden zonder inspanning bevrijd door dezelfde energie en impulsieve beweging die aan hun oprijzen ten grondslag ligt. Daarom gebruikt de tekst het beeld van een slang die zichzelf ‘ontknoopt’. Wanneer een gedachte oprijst die een grote verandering van energie met zich brengt - bijvoorbeeld een gedachte van verlangen of van woede –, dan zal het gewaarzijn dat aanwezig is bij de bevrijding van die gedachte, veel sterker en helderder zijn. Zo wordt de hartstocht vriend en helper van gewaarzijn [rigpa], in plaats van zijn vijand en tegenstander. Op deze manier rijzen alle onsamenhangende en discursieve gedachten op als manifestaties van de intrinsieke energie van de direct doordringende aard van gewaarzijn [rigpa] zelf.
We verblijven in deze staat zonder ook maar iets te accepteren of verwerpen. Toch houden we nog vast aan de herkenning dat de dharmakaya [de essentie van gewaarzijn die gelijk is aan leegte] aan de kant van bevrijding staat en daarom wordt hier nog altijd een subtiele dualiteit in stand gehouden.

Bij de derde fase [3] wordt zelfs het onderscheid tussen oprijzen en bevrijding of oplossing overstegen. Vandaar het beeld van een dief die een leeg huis binnen gaat en niets vindt om te stelen. Wanneer gedachten oprijzen, worden zij ogenblikkelijk bevrijd en zij gaan op geen enkele manier buiten de staat van de dharmakaya. Dit wil zeggen dat hun oprijzen tevens hun bevrijding is en dus bestaat er niet langer een onderscheid tussen deze twee stadia of momenten. Bevrijding is volkomen automatisch, natuurlijk en ongedwongen, moeiteloos en onmiddellijk. Dit proces staat bekend als ‘zelfbevrijding’  en is de juiste methode voor dzogchen. Al het andere is voorbereiding.


Wordt vervolgd.

* Deze tekst is een vertaling van de pagina’s 110 (vanaf 16. Recognizing te Nature of Thoughts and Experiences) tot en met 117 (tot 21. The special Teaching of Dzogchen) uit het boek: The Golden Letters, Translation, Introduction and Commentaries by John Myrdhin Reynolds, Snow Lion Publications, Ithaca, New York, USA, 1996. Hier en daar zijn woorden uit de oorspronkelijke tekst weggelaten. Bijna steeds gaat het dan om Tibetaanse of Sanskriet termen, die niet noodzakelijk zijn voor een goed begrip van de tekst.
** Tussen [...]  staan teksten die door mij zijn toegevoegd.

The Golden Letters I


Enige jaren geleden vertaalde ik een passage uit het boek The Golden Letters*. Een in mijn ogen prachtige verhandeling over de verduistering en het oorspronkelijke licht van de geest en hoe deze helderheid verkregen kan worden.













Herken de aard van gedachten en ervaringen

Wanneer we geen vertrouwen hebben in dit pad naar bevrijding [dzogchen]**, vertrouwen in de zelfbevrijding van onsamenhangende en discursieve gedachten op het moment dat ze in de geest oprijzen en dit niet tot het meest belangrijke onderdeel van de beoefening maken, dan worden we steeds weer bepaald door de uiteenlopende potentialiteit van de geest. Dan leven we opnieuw binnen de reflecties en de altijd veranderende fantasmagorieën [geestverschijningen, waanvoorstellingen] van de droom van samsara. Al snel worden we overweldigd door de onderstroom van het denken, die als water onder het hoge gras van de moerasachtige veengronden verborgen ligt. Opnieuw voelen we ons gevangen, gaan we door met het verzamelen van karma en zielsverhuizingen in samsara. Wanneer echter onze gedachten, hoe grof of subtiel ook, uit zichzelf bevrijd worden zonder een spoor na te laten, zoals wolken aan de hemel oplossen, dan genereren we geen nieuw karma meer. Dus wanneer gedachten opkomen, moet hen niet toegestaan worden een onderstroom van toenemende en zich verspreidende waanvoorstellingen te worden. Anders raken we verward in een net van door de geest gecreëerde herinneringen. Laten we liever verblijven in een staat van zelfopkomende, vanzelfsprekende aandacht en daar nooit van gescheiden worden. Op deze manier zullen we de ware aard van elke gedachte die opkomt herkennen. De sleutel is herkenning. Wanneer gedachten oprijzen, richten we onze aandacht erop en herkennen we ze voor wat ze zijn. Zonder ze te volgen, staan we hen toe om in hun oorspronkelijke staat te verblijven en uit eigen beweging op te lossen. Dit is als de ontmoeting met een oude bekende in een drukke straat; je groet elkaar en gaat vervolgens allebei je eigen kant op. Dit wordt genoemd ‘bevrijding louter door aandacht’.  

 

Opmerkzaamheid is het evenwichtspunt van Rigpa [de natuur van de geest; altijd aanwezig, zuiver oorspronkelijk gewaarzijn], klaar om de aandacht van herkenning te richten op elke gedachte die oprijst aan de horizon. Er wordt gezegd dat dit is als een jager die zich schuilhoudt, geduldig wacht met pijl en boog in de aanslag tot mogelijk een hert uit het bos tevoorschijn komt. Hij wacht, maar zijn geest is alert en opmerkzaam, totaal niet afgeleid ook al moet hij uren wachten. Wanneer hij afgeleid is, zal hij zijn doel missen wanneer het hert verschijnt. Tot op zekere hoogte is deze aandacht en het proces van herkenning het werk van de psyche, zoals het herkennen van een bekend gezicht in de massa of zoals een jager een hert tussen de bomen ontdekt. Wanneer een gedachte opkomt, is het een verkeerde manier van oefenen te denken: ‘O, er kwam een gedachte op, die moet ik bevrijden’. De herkenning dient vrijwel automatisch [in de zin van ‘vanzelf(sprekend)’] en onmiddellijk te zijn. Dan sta je de gedachte toe zichzelf te bevrijden. Je verblijft de gehele tijd in contemplatie, je fixeert je niet op de gedachte en je bemoeit je er ook niet op andersoortige wijze mee. Je laat de gedachte zijn eigen weg gaan, zonder haar te volgen. Deze verdwijnt dan uit eigen beweging. Je staat toe dat gedachten oplossen in de lucht van de geest zonder dat zij een spoor nalaten. Wanneer je observeert hoe de wolken aan de hemel oplossen, zie je hoe dit proces in zijn werk gaat. Gedachten in de geest lossen in de geest op; ze zijn niet substantiëler dan ochtendmist.  

 

Zo oefen je in het beginstadium. Wanneer je dit proces niet voltooit, wanneer je je gedachten niet zuivert door ze zichzelf te laten bevrijden, maar ze enkel herkent als gedachten, zul je er niet in slagen de stroom van misleidende activiteiten van de geest te onderbreken. Dit is als bevond je je in een heldere droom: je herkent de droom als een droom, en toch blijf je gevangen in de droom. In dat geval is de kans groot dat je je er op een gegeven moment niet meer van bewust bent dat het maar een droom is en dat je de droom voor de werkelijkheid gaat houden. Dus: je herkent iedere gedachte als een gedachte, waarbij je haar werkelijke gezicht in alle naaktheid aanschouwt, zonder voostellingen of inmenging van de activiteit van het intellect. Je herkent de kennis die je eerder al ontmoette, de kennis die weet dat gedachten leeg zijn en die tegelijkertijd weet dat zij manifestaties van energie zijn, en je blijft in die staat. Maar tegelijkertijd met de herkenning staan we de gedachte toe zichzelf te bevrijden door zelfbevrijding, waardoor deze oplost in haar oorspronkelijke staat van leegte en pure potentialiteit, zonder een spoor achter te laten. Daarom dienen deze herkenning en deze bevrijding tegelijkertijd plaats te vinden.


Meditatie en zelfbevrijding   

Wanneer we, ook als gedachten opkomen, in de staat van contemplatie blijven, hebben deze gedachten niet het vermogen en de kracht om ons af te leiden en onze contemplatie te schaden. Gedachten kunnen net als voorheen oprijzen, omdat dit de natuurlijke activiteit van de geest is. De bevrijding van gedachten is echter niet de ervaring van een doorsnee persoon, maar van de beoefenaar. Bij de beoefenaar worden de gedachten die oprijzen niet beïnvloed door oordelen of andere mentale processen. Gedachten blijven slechts ‘ornamenten’ van de ware aard van de geest. Oorspronkelijk gewaarzijn is als de spiegel die al deze drukke mentale activiteit reflecteert. Dit gewaarzijn is onbevooroordeeld, hecht zich niet en wordt niet door de activiteit beïnvloed. Zoals een oude man die, zittend in een park, naar spelende kinderen kijkt. Wanneer we de gedachten wel volgen, worden we als de vader van de filosoof Chandrakirti. Deze lag op zijn bed onder een grote zak rijst die met een touw aan de balken van het plafond van zijn hut bevestigd was. Terwijl hij speculeert en dagdroomt over wat hij met zijn nieuw gevonden rijkdom – in de vorm van de zak rijst – gaat doen, breekt het touw. De zak valt op zijn hoofd en hij is meteen dood.   

 

Sommige geleerden zeggen dat enkel het herkennen van de serene staat als tegenhanger van de beweging van gedachten voldoende is. Dit is een misvatting, want dan loert altijd het gevaar dat je overweldigd wordt door ongunstige of vijandige omstandigheden en al het geleerde vergeet. Door onze beoefening blijven we niet enkel de onthechte waarnemer, die passief kijkt naar de speelse activiteiten van gedachten zoals de oude man die naar de kinderen kijkt, maar ons gewaarzijn valt samen met activiteiten, zodat er geen verschil is tussen actie en gewaarzijn. Maar een beoefenaar kan dit niet doen voordat hij gewaarzijn van actie kan onderscheiden. Het doel is niet de isolatie van gewaarzijn van activiteit, maar hun samenvallen. Hierin verschilt dzogchen van andere vormen van meditatie, die het doel omschrijven als de isolatie van een passief gewaarzijn of bewustzijn, van het spel van energie oftewel de wereld en de natuur. In dzogchen is gewaarzijn actief, zoals boeddhaschap actief is in de wereld, hoewel zijn essentie de wereld overstijgt.

Wordt vervolgd.


* Deze tekst is een vertaling van de pagina’s 110 (vanaf 16. Recognizing te Nature of Thoughts and Experiences) tot en met 117 (tot 21. The special Teaching of Dzogchen) uit het boek: The Golden Letters, Translation, Introduction and Commentaries by John Myrdhin Reynolds, Snow Lion Publications, Ithaca, New York, USA, 1996. Hier en daar zijn woorden uit de oorspronkelijke tekst weggelaten. Bijna steeds gaat het dan om Tibetaanse of Sanskriet termen, die niet noodzakelijk zijn voor een goed begrip van de tekst.
** Tussen [...]  staan teksten die door mij zijn toegevoegd.

Van Haarlem naar Den Haag


Amsterdamse Waterleidingduinen bij Zandvoort














Ik woon al mijn hele leven in Nederland en het is zo verleidelijk om te denken dat je je eigen land goed kent. Dat je het wel gezien hebt en andere, verre plekken wilt leren kennen. Daar is – op de milieuaspecten na misschien – niets mis mee. Andere culturen en landschappen stimuleren een open geest en kunnen inspirerend, verblijdend en bevrijdend werken. Maar zeggen dat je je eigen land kent, klopt volgens mij niet en lijkt me zelfs wat aanmatigend. Dit is in ieder geval ook nu weer mijn ervaring tijdens drie dagen lopen door – en slapen in – de duinen met mijn beste vriend. Uit en thuis in eigen land.

Je kunt het nog denken als je met de auto of trein van Groningen naar Maastricht rijdt en vanachter glas naar het landschap om je heen kijkt. Ja, dat ken je wel. Je bent erin opgegroeid, veel lijkt op elkaar, je hebt erover geleerd en het vaak in boeken en op tv gezien. Kortom: het is bekend. Maar dat is slechts het vogelperspectief.
Wanneer je ‘inzoomt’ en een plek ruikt, voelt, hoort, van nabij ziet en voelt, blijkt ook ons cultuurnatuur landschap vol verrassingen. Zelfs in en om mijn woonplaats Hilversum ontdek ik na zo’n 40 jaar lopen en fietsen nog steeds nieuwe plekken, paadjes en paden. Ik ga van het pad af, baan me een weg door de struiken en bomen van buitenplaats Einde Gooi en zie een dassenburcht. Ik volg de sporen van de dassen die foerageren in de nabijgelegen weilanden en stuit op een beschut slootje waar zij middels een loopplank overheen kunnen en ik (noodgedwongen) blijf zitten om te kijken wat er allemaal onder en langs het water leeft. Een van de vele mini–avonturen.

Zo heb ik inmiddels veel delen van het land doorlopen, alleen, met bovengenoemde vriend of kleine groepjes. En steeds als ik zo ‘inzoom’ door een stukje Nederland uit te kiezen en er daadwerkelijk ‘in’ te gaan, kom ik voor verrassingen te staan. Ook nu weer tijdens de driedaagse van Haarlem naar Den Haag.

Zandvoort
Dat begint al als we de eerste duintop beklimmen en in de verte Zandvoort als een luchtspiegeling boven de boomtoppen zien zweven. En wanneer we in het gezelschap van honderden damherten door de Amsterdamse Waterleidingduinen lopen – regelmatig hoor ik mezelf denken: hoe on–Nederlands. Maar dit is Nederland! Of later, in de oude dorpskernen van de kustplaatsjes met hun losse strandatmosfeer en tijdens de laatste uren van de wandeling als we uit de duinen door een lint van groen naar ons eindpunt het Centraal Station van Den Haag lopen.

Nederland kent nauwelijks ruige, onherbergzame plekken, geen bergen, wild stromende rivieren, uitgestrekte wouden (alhoewel: het grootste loofbos van West-Europa ligt bij Zeewolde) en afgelegen woestenijen. Maar toch. Als je inzoomt kun je behoorlijk ronddwalen in onze versnipperde parknatuur. Je kunt je alleen wanen, ‘s nachts in een slaapzak in de duinen bij Katwijk, terwijl je op je rug ligt – ja, er is lichtvervuiling – en naar de sterrenhemel kijkt met het voortdurend ruisen van de branding in je oren.

Laatst las ik dat bij de meeste mensen liefde voorafgaat aan verzorgen. Dus dat we (pas) goed voor iets of iemand gaan zorgen als we van datgene of diegene houden. Ik kan me goed voorstellen dat het zo werkt en hoop daarom dat wij de volgende generaties liefde voor de ons omringende wereld – inclusief de mens – zullen bijbrengen.  Dat lijkt me voor alles en iedereen het beste.
Het strand bij Katwijk

Muso Soseki

Muso Soseki
Kortgeleden maakte ik kennis met de gedichten en essays van Muso Soseki. Dit soort ontdekkingen gaat vrij eenvoudig tegenwoordig: typ op (bijvoorbeeld) Amazon.com een favoriet boek in en je krijgt: customers who bought this item also bought…. Een verkooptruc die werkt bij mij, ik kijk meestal even en soms zit er dan iets bij wat me aanspreekt.





Met Muso Soseki was het liefde op het eerste gezicht. Zijn heldere en simpele (natuur)beschrijvingen, zijn verwijzingen naar de oorspronkelijke leegheid – die wat mij betreft voelbaar aanwezig is in veel van zijn gedichten – van ons bestaan, doen me oplichten en herinneren aan een andere geliefde dichter–zenmonnik–kluizenaar: Ryokan (zie elders op dit blog).

Muso Soseki leefde in de 13e – 14e eeuw en werd geboren in de voormalige Japanse provincie Ise – gelegen in de huidige prefectuur Mie. Toen hij 9 jaar oud was, ‘gaf’ zijn vader hem aan een shingon tempel (shingon is het Japanse esoterische boeddhisme) zodat hij een religieus leven kon leiden. Op zijn 18e schoor hij zijn hoofd kaal, werd monnik en weidde zich aan de bestudering van de boeddhistische teksten. Tot hij bij de dood van een geleerd boeddhist aanwezig was en zag dat deze op zijn angstig sterfbed helemaal niets aan al die geleerdheid had. Hij bezocht meerdere leraren en ging op pelgrimstocht op zoek naar waarachtig mededogen en verlichting. Hij beoefende zen en jaren later, hij was inmiddels 30, bevestigde een leraar zijn realisatie.

Muso werd een van de bekendste monniken van zijn tijd. Hoewel hij niet geïnteresseerd was in de hiërarchische zenwereld en een groot deel van de volgende 20 jaar in afgelegen tempels en kluizenaarshutten leefde, stichtte hij meerdere tempels en had hij veel leerlingen. Ook was hij de vertrouweling van enkele heersers.


Muso schreef prachtige gedichten en brieven, maar is toch vooral bekend geworden doordat hij wordt gezien als de grondlegger van de beroemde zen–rotstuinen. De laatste 10 jaar van zijn leven weidde hij zich voornamelijk aan zijn tuinen. Hij vestigde zich in een kleine tempel aan een rivier even buiten Kyoto en op 29 september 1351 schreef hij zijn laatste gedicht.

In de echte wereld,
de zuivere wereld,
bestaat geen onderscheid.
            Waarom wachten
op een andere tijd,
een andere zegswijze
van de leerrede op de Gierenberg*,
die zijn er al.
            Wie zoek je nog
voor het onderhouden van de Weg?


Het onderstaande gedicht vind ik heel mooi:

Vraag niet achterdochtig
waarom ik mijn poort gesloten houd
en alleen leef.
Door het licht te verbergen,
schenk je licht.
Het dondert en dondert,
maar niemand hoort het.
Anderzijds zegt men:
de vallei is zo diep,
dat de draak pas laat verschijnt.**


Wat mij betreft spreekt het gedicht  (zoals alle poëzie) voor zich – of niet.
Maar misschien dat een toelichting van enkele termen uit een andere cultuur het gedicht een extra dimensie kan geven. In ieder geval vind ik het zelf een prettig tijdverdrijf om de mogelijke gedachte achter de beeldentaal te benoemen.

Blijkbaar is het van alle tijden dat werelds ingestelde mensen achterdochtig zijn tegenover monniken en kluizenaars. Er zijn mensen die zo’n leven beschouwen als een vlucht voor de aardse werkelijkheid, verantwoordelijkheden of voor jezelf. Dat kan het inderdaad ook zijn.
Er zijn echter mensen die de (tijdelijke) afstand tot de mensenwereld als bevorderlijk ervaren op hun zoektocht naar meer inzicht in de ware aard van de werkelijkheid, voorbij de uiterlijke verschijningsvormen die we met onze zintuigen waarnemen en die de meer wereldse mens voor de laatste werkelijkheid houdt.
En er zijn mensen die onthecht zijn van de verlangens, hoop en angsten die het grootste deel van de mensheid in zijn greep houdt en werkelijk het gelukkigst zijn met een eenvoudig leven in een klein hutje in een natuurlijke omgeving. Hun diepste vervulling is niet afhankelijk van hoe anderen hen zien en daarom hoeven zij zich ook niet in te spannen om op een bepaalde manier gezien te worden. Dat maakt het leven een stuk eenvoudiger. Muso komt mij voor als horend bij deze laatste categorie mensen. 

Toji–in tempel in Kyoto, de tuin is ontworpen door Muso Soseki.
Dan volgt de paradoxale en cryptische zin ‘door het licht te verbergen, schenk je licht’. Wie het licht/zijn licht verbergt, keert het licht naar binnen, wordt hier volgens mij bedoeld. Het taoïstische geschrift Het geheim van de gouden bloem gaat hierover. In plaats van je aandacht fragmentarisch op allerlei deelgebieden van de buitenwereld te laten schijnen – wat versplinterend en energieverslindend kan werken – keer je in en richt je je aandacht op je innerlijk. Wie door dit zelfonderzoek volledig helder en wakker wordt, is transparant. Wie transparant is, straalt. De verkregen inzichten kunnen met grote helderheid en precisie in de buitenwereld worden ingezet. Eerst naar binnen en vervolgens op een volledig vanzelfsprekende manier naar buiten: door het licht te verbergen, schenk je licht.

‘Het dondert en dondert, maar niemand hoort het,’ is de volgende zin. De donder is een hexagram (51) van de I Tjing, een van de oudste, taoïstische wijsheidsboeken, dat veelal als orakel gebruikt wordt, maar zeker ook een filosofisch werk is. In de I Tjing*** die Han Boering schreef staat bij dit hexagram onder meer:
‘Dit is het hexagram van de schrik en de donder. Het is een plotselinge, heftige verandering die het gewone leefpatroon verstoort. Dit hexagram is als een aardbeving, als een donderslag die je leven door elkaar schudt; een onverwachte gebeurtenis die je op doet springen en je laat realiseren dat het leven anders in elkaars steekt dan je tot nu toe dacht. Daarom zegt het Beeld dat je je leven onderzoekt en in orde brengt. Want de Donder is tegelijkertijd een, alhoewel plotseling, nieuw begin.’
‘De Donder [kan] vertellen over een wisselwerking tussen jouw en de wereld. Maar de interactie kan zich ook afspelen tussen de verschillende niveaus in je eigen persoonlijkheid… de schok komt uit het diepste van jezelf.’

Die schok moeten we opvangen, we moeten ons ertoe verhouden zonder dat we erdoor uit het lood geslagen worden ook al zit de schrik er in. ‘Het dondert en dondert, maar niemand hoort het,’ schrijft Muso. Deze schokken – is een manier om deze zin te lezen – komen in ieders leven voor, maar niemand hoort ze. Oftewel: we gaan er vaak niet op de juiste manier mee om. We kunnen de plotselinge, soms heftige veranderingen in ons leven maar beter aanvaarden en onderzoeken en vervolgens opnieuw beginnen – zoals dat bij een aardbeving ook gaat. Maar vaak proberen we na een schok zo snel mogelijk alles weer bij het oude te krijgen, of we laten ons er door meeslepen en komen in opstand of worden juist nihilistisch. Een ‘objectieve’ beschouwing van het voortdurend veranderende eigen leven en het welbekende leefpatroon is vaak lastig. Deze ‘objectiviteit’ is doorgaans beter op te brengen wanneer we ons niet persoonlijk aangevallen voelen. Hierdoor wordt ons waarnemen helder en kunnen we beter een passend antwoord op de schok, de donder vinden. Een antwoord dat tegelijkertijd een nieuw begin is en geen voortzetting van het oude, voorbije.

Anderzijds zegt men:
de vallei is zo diep,
dat de draak pas laat verschijnt.

De vallei is een taoïstisch symbool van vruchtbaarheid, daar komen dingen tot bloei. Maar hij is diep, je kunt er dus maar moeilijk bijkomen. En de draak staat symbool (in China en binnen zen) voor onder meer verlichting, de confrontatie met onze diepste angsten, lente en geluk. Na het redelijk harde oordeel dat mensen niet goed luisteren, toont Muso hier zijn milde kant: het valt ook allemaal niet mee, het leven. Het kost veel moeite en je moet veel moeite doen, en daarom komen we vaak pas laat tot bloei, of doorschouwen we pas later in ons leven de ware aard van de werkelijkheid. Dat getuigt van mededogen met de menselijke conditie.

Sun at midnight
Zoals gezegd houd ik ervan om dit soort teksten op deze manier te overdenken. Maar boven alles word ik tijdens het lezen steeds weer geraakt door de woorden zelf en de ruimte tussen de woorden. Ware woordkunst.











*Volgens de traditie verkondigde de Boeddha hier de Lotus soetra en de Hartsoetra. Vert. Ronald Hermsen.
**Muso Soseki, uit Sun at midnight, poems and letters translated by W.S. Merwin and Soiku Shigematsu, Copper Canyon Press, Port Townsend, Washington, 2013, blz. 62. Vert. Ronald Hermsen.
*** I Tjing voor de 21ste eeuw – Het Boek der Veranderingen, Han Boering, uitgeverij Juwelenschip, 2001 (vierde druk 2011), blz. 348–353.

Afbeelding 1 is afkomstig van www.poetry-chaikhana.com.
Afbeelding 2 is afkomstig van www.japanesegardens.jp
Afbeelding 3 is afkomstig vanwww.amazon.com