Enige jaren geleden vertaalde ik een passage uit het boek The Golden Letters*. Een in mijn ogen prachtige verhandeling over de verduistering en het oorspronkelijke licht van de geest en hoe deze helderheid verkregen kan worden. Hieronder deel twee van een drieluik.
Het oprijzen van gedachten wordt de meditatie
Wanneer we uit gewoonte langere
tijd op deze manier oefenen, wordt het louter oprijzen van gedachten de
meditatie zelf. Het maakt geen verschil of gedachten al dan niet oprijzen. De
grenzen tussen de kalme staat en de beweging van gedachten storten volledig in.
De beweging van gedachten wordt nu direct gezien als onbeschrijfelijk licht, de
manifestatie van de transparante helderheid van de basis, de oorspronkelijke
staat. Deze bewegingen brengen geen schade toe aan de ondoorgrondelijke
sereniteit van het midden en verstoren het ook niet. Beweging komt nu op als
directe en onmiddellijke kennis (gnosis) die overal direct in doordringt en
niet langer als onsamenhangende of discursieve gedachten die van zichzelf
begrensd en beperkend zijn. Gedachten manifesteren zich op ongedwongen en
natuurlijke wijze als deze direct doordingende kennis, zonder een tussenkomend
proces dat onzuiver karmisch zicht transformeert in zuiver zicht, zoals dat bij
tantrische systemen van oefening het geval is. Niettemin kan het voor de
buitenstaander lijken alsof de geest [van zo iemand] een normale geest is,
omdat heel gewone, alledaagse gedachten blijven opkomen. Niet alles is nu
ineens goedheid en licht.
De beoefenaar blijft verlangen,
hongeren en een stoelgang hebben zolang hij een fysiek lichaam – het product
van karma uit het verleden – heeft. Ook al schijnt de ochtendzon op de
gletsjer, het ijs smelt niet direct. Vergelijkbaar manifesteren alle
kwaliteiten van verlichting zich niet onmiddellijk, ook al heeft de geest
verlichting gerealiseerd. Maar terwijl de doorsnee mens altijd probeert om
gedachten te creëren of onderdrukken en zo doorgaat met het verzamelen van
energie die verbonden is met onbewuste impulsen, realiseert de beoefenaar de
bevrijding van diezelfde gedachten precies op het moment waarop ze opkomen.
De vier methoden van bevrijding
Binnen
dzogchen spreken we van drie of vier methoden van bevrijding:
1 bevrijding
door pure aandacht
2 bevrijding
zodra het oprijst
3
zelfbevrijding
4
oorspronkelijke bevrijding
In de tekst
worden enkele metaforen gegeven om de betekenis van de methoden van bevrijding
te illustreren. ‘Bevrijding door pure aandacht’ is bevrijding door middel van het
herkennen van gedachten. Dit is als de ontmoeting met iemand die we al eerder
hebben ontmoet. ‘Bevrijding zodra het oprijst’, waarbij gedachten zichzelf
bevrijden zodra ze opkomen, is als een slang die door zijn eigen knopen glijdt
en zichzelf zo ontwart. Bij ‘zelfbevrijding’, rijzen gedachten op in hun
onmiddellijke en natuurlijke, ongedwongen bevrijding. Dit is als een dief die
een leeg huis binnengaat en niets vindt om te stelen. Hier hebben het oprijzen
en de bevrijding van gedachten nadelige, noch voordelige gevolgen voor de staat
van contemplatie.
De eerste drie
methoden van bevrijding verwijzen naar het proces van het bevrijden van
gedachten, terwijl ‘oorspronkelijke bevrijding’ refereert aan Rigpa [de natuur
van de geest; altijd aanwezig, zuiver oorspronkelijk gewaarzijn] zelf, wat van
het begin af aan nooit anders dan volledig bevrijd is geweest.
Bij de methode
‘bevrijding door pure aandacht’ [1], is er slechts een minimale mentale
activiteit. We richten onze aandacht op de gedachte zodra deze oprijst en
herkennen deze als een gedachte. Dit is als het zien van een schijnbare vreemde
in een drukke straat, die je plotseling herkent als een oude bekende. Ook
wanneer dit een grotendeels automatisch proces geworden is, bestaat er nog
altijd een kleine tussenpose in de tijd tussen het oprijzen van de gedachte,
het gewaar worden van zijn aanwezigheid en de herkenning van de gedachte als
gedachte aan de ene kant, en het weer oplossen van de gedachte aan de andere.
Voor de beginner is deze oefening passend, later wordt het een fout wanneer
deze niet overstegen wordt.
[2] In de
volgende fase verbrokkelt de gedachte zodra deze oprijst. [Als voorbeeld kan
dit proces geïllustreerd worden] met het tekenen op de oppervlakte van water.
De tekening valt uiteen op het moment van tekenen. Het tekenen en uiteenvallen
vinden tegelijkertijd plaats. Hier vinden het opkomen en de bevrijding van de
gedachte gelijktijdig plaats. Er is geen interval of discontinuïteit tussen het
zelfoprijzen en de zelfbevrijding van gedachten. Daarom verschilt dit proces
van het proces van ‘bevrijding door pure aandacht’ en staat het bekend als
‘bevrijding zodra het oprijst’. Er is nog altijd een klein onderscheid tussen
het stadium van oprijzen en dat van bevrijding. Bij deze beoefening wordt
echter geen enkele poging ondernomen om het oprijzen van gedachten te
onderdrukken. Er wordt geen energie in zo’n poging geïnvesteerd, daarom is het
proces van bevrijding natuurlijk, ongedwongen, automatisch en moeiteloos.
Terwijl er tijdens de beoefening van ‘bevrijding door pure aandacht’ nog altijd
de minimale inspanning van de pure aandacht is, is zo’n soort inspanning er
nu niet. Welke gedachten ook oprijzen,
zij worden door hun eigen impulsieve beweging voortgedreven tot in de
natuurlijke staat en bevrijd. Zo worden gedachten die oprijzen gezuiverd - dat
wil zeggen ‘bevrijd’ – door middel van de potentialiteit van de dharmakaya [de
essentie van gewaarzijn, die gelijk is aan leegte]. Zij worden zonder
inspanning bevrijd door dezelfde energie en impulsieve beweging die aan hun
oprijzen ten grondslag ligt. Daarom gebruikt de tekst het beeld van een slang
die zichzelf ‘ontknoopt’. Wanneer een gedachte oprijst die een grote
verandering van energie met zich brengt - bijvoorbeeld een gedachte van
verlangen of van woede –, dan zal het gewaarzijn dat aanwezig is bij de
bevrijding van die gedachte, veel sterker en helderder zijn. Zo wordt de
hartstocht vriend en helper van gewaarzijn [rigpa], in plaats van zijn vijand
en tegenstander. Op deze manier rijzen alle onsamenhangende en discursieve
gedachten op als manifestaties van de intrinsieke energie van de direct
doordringende aard van gewaarzijn [rigpa] zelf.
We verblijven
in deze staat zonder ook maar iets te accepteren of verwerpen. Toch houden we
nog vast aan de herkenning dat de dharmakaya [de essentie van gewaarzijn die
gelijk is aan leegte] aan de kant van bevrijding staat en daarom wordt hier nog
altijd een subtiele dualiteit in stand gehouden.
Bij de derde
fase [3] wordt zelfs het onderscheid tussen oprijzen en bevrijding of oplossing
overstegen. Vandaar het beeld van een dief die een leeg huis binnen gaat en
niets vindt om te stelen. Wanneer gedachten oprijzen, worden zij ogenblikkelijk
bevrijd en zij gaan op geen enkele manier buiten de staat van de dharmakaya.
Dit wil zeggen dat hun oprijzen tevens hun bevrijding is en dus bestaat er niet
langer een onderscheid tussen deze twee stadia of momenten. Bevrijding is
volkomen automatisch, natuurlijk en ongedwongen, moeiteloos en onmiddellijk.
Dit proces staat bekend als ‘zelfbevrijding’
en is de juiste methode voor dzogchen. Al het andere is voorbereiding.
Wordt vervolgd.
* Deze tekst is een vertaling van de pagina’s 110 (vanaf 16. Recognizing te Nature of Thoughts and Experiences) tot en met 117 (tot 21. The special Teaching of Dzogchen) uit het boek: The Golden Letters, Translation, Introduction and Commentaries by John Myrdhin Reynolds, Snow Lion Publications, Ithaca, New York, USA, 1996. Hier en daar zijn woorden uit de oorspronkelijke tekst weggelaten. Bijna steeds gaat het dan om Tibetaanse of Sanskriet termen, die niet noodzakelijk zijn voor een goed begrip van de tekst.