Kluwen – leeg midden, Mallorca, okt. 2007 |
Enige tijd geleden zat ik op een terrasje met een aantal
bekenden, toen één van hen zei: ‘… Maar ja, wij geloven niet in God, toch? Wij zijn atheïst.’ Met ‘wij’ bedoelde hij ook mij. Het
was, vond ik, niet de tijd en plek om er verder op in te gaan. Maar ik dacht
wel vaak terug aan zijn opmerking en daarom schreef ik (hem) deze brief met een
persoonlijk antwoord.
Wat moet ik zeggen? ‘Ik geloof wel in God,’ dat is niet waar, want ik ben geen ‘gelover’. Of: ‘Ik geloof niet in God.’ Dat is weer te kort door de bocht en voelt als de ontkenning van mijn bestaansgrond. Wat is mijn persoonlijk antwoord?
Mijn leven is van jongs af aan een zoektocht naar diepe
vervulling. Die vond ik als kind niet in mijn directe leefomgeving. Hoewel ik
een goede, beschermde en vrije jeugd heb genoten, zag ik weinig diepe
vervulling om mij heen. Niemand kon mij ook vertellen waar ik die kon vinden.
Ik zocht haar in de sport, in kennis, in het buitenland (maar nam mezelf mee), in
de liefde (maar nam ook hier mezelf mee) en vond haar nergens.
Ik kwam erachter dat de diepste vervulling niet in
uiterlijke omstandigheden kan worden gevonden. Niet in dingen, niet op plekken,
niet in anderen. Dit alles kan – zo is mijn ervaring – tijdelijk voldoening schenken,
maar geen blijvende vervulling. Alles verandert voortdurend, niets is blijvend
en je bent een speelbal van de omstandigheden wanneer je de diepste vervulling
in uiterlijke verschijningsvormen zoekt.
Rond mijn tiende gaf mijn oom mij het Nieuwe Testament (NT).
Hij had dit zelf ook gekregen, maar had hier helemaal niets mee. Ik las het
alsof het porno was, klaar om het op te bergen wanneer ik geluiden op de trap
hoorde, want bij ons had niemand iets met geloof. Bovendien vond ik het eigenlijk iets voor watjes.
Maar ik werd geraakt. Ik werd geraakt door de
onvoorwaardelijke liefde, de belangeloosheid, het mededogen en het vertrouwen
van een mens, ook al leidt dit tot de fysieke dood. Ik herkende deze liefde.
Die objectloze liefde die zomaar in het innerlijk kan opbloeien (en ook weer
verdwijnen). Het zachte en warme dat volkomen belangeloos is, waarin geen
gedachten zijn, maar slechts aanwezigheid bij wat er is. Waar eigenbelang en
‘ik’ niet zijn. Zo benoemde ik het toen allemaal niet. Het was meer een
thuiskomen, een herkenning. Zoals die man wilde ik ook zijn. Maar ja, ik wilde
ook geen watje zijn. Dus verdween ‘het boekje’ ergens in een la.
Leeg landschap, Akkertjes, Corversbos, dec. 2009 |
Zo’n tien jaar later las ik Laat het verleden los van J. Krishnamurti, dat van kaft tot kaft
over mij ging. Ik was niet gek! Weer die herkenning, nu via een intellectuelere
ingang. We zijn onze conditionering niet! We hoeven niet voor eeuwig vast te
zitten in de groef die wij ons leven noemen! We kunnen helder en aandachtig
aanwezig zijn! Alleen identificeren wij ons voortdurend met ons denken en
voelen, alsof we dit zijn. Dat is ons lijden. Zo isoleren wij ons van het
leven, van ons ware zelf, van dat wat ik zo goed kende en herkende in het NT.
Maar ook kijkend naar een spin die zijn web spint. Naar de bomen op de
Hoorneboeg, waar ik op mijn 17e een levensbepalende ervaring had.
Daar ervoer ik voor het eerste dat ‘ik’ ten diepste niet bestaat en dat ik
juist ten volle leef wanneer ‘ik’ niet aanwezig is.
Volle Leegte ervaar ik als de uiteindelijke werkelijkheid.
In de taal van het NT ‘Het Koninkrijk Gods’, maar deze woorden zijn zo beladen,
dat ik ze het liefst vermijd. Die Volle Leegte, is geen nihilistisch niets. Het
is een voortdurende uitschenking van leven. Van gewaarwordingen, gedachten,
gevoelens, sensaties. Om ons staande te houden in de wereld en omdat wij dat
leren van onze ouders en opvoeders, identificeren wij ons met een aantal van
die gewaarwordingen en wijzen we andere af: ik ben Ronald. Ik ben Nederlander.
Ik ben publicist. Ik hou van Sabrina en van mijn kinderen. Ik hou niet van
smalltalk. Ik hou niet van kleingeestige mensen. Niet van discomuziek, ik ben
niet dit, niet dat, enz. enz.
Zo gaat het voortdurend in een mensenhoofd. Doordat we ons
identificeren of juist niet identificeren (de eeuwige dualiteit) met wat we
denken en voelen en die gedachten en gevoelens voortdurend beoordelen, interpreteren
en in hokjes plaatsen, trekken we een bouwwerk op. Dit bouwwerk wordt onze
werkelijkheid. In wezen is dit niet meer en niet minder dan onze interpretatie
van de werkelijkheid. Die interpretatie is gebaseerd op onze opvoeding,
scholing, oordelen, vooroordelen. Kortom: onze ervaringen. Die ervaringen
vormen de basis van ons gedrag in het heden en bepalen zo onze toekomst.
Zentuin Kyoto, Uit Zen Gardens, Suiko Books, 1996 |
Maar als deze Volle Leegte het Koninkrijk Gods is, wie of
wat is dan God? In plaats van het woord ‘God’ zou ik liever het woord ‘het
universeel scheppende principe’ gebruiken. In elke religie, levensbeschouwing,
filosofische stroming heeft het een andere naam. Religie is ook maar een taal.
Als je deze tegen het licht houdt, zie je aardig wat overeenkomsten met de
moderne wetenschap, die weer een andere taal en andere kaders kent. Dit universeel
scheppende principe is als de adem. Het ligt ten grondslag aan ontstaan, leven
en vergaan van alle verschijningvormen – dus ook aan ons, aan mij. Het wekt de
voortdurende stroom van veranderingen op en drukt zich voortdurend uit in die
veranderingen. Dit geheel van voortdurend veranderende verschijningsvormen, de scheppingskracht én de
oneindige ruimte waarbinnen deze verschijnen, is dan het Koninkrijk Gods.
De Drie Beeldjes Aan de voet v/d Schaesberg, Z-Limburg, febr. 2009 |
Dit is hoe ik op dit moment de werkelijkheid ervaar en het
Koninkrijk Gods omschrijf. Het is de beschrijving van een leek, een
beginner op dit pad van onmetelijkheid. Het is ook niet waar, want het zijn
slechts woorden en woorden zijn niet de uiteindelijke werkelijk-heid. Het zij
zo.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten