Oude Haven, Hilversum, oktober, 2010 |
Het strijklicht van de herfst vind ik denk ik het mooiste licht. Het trekt lange schaduwen en licht alle vormen afzonderlijk uit, waardoor ze op zichzelf lijken te staan, terwijl ze toch onlos-makelijk verbonden zijn met het grotere landschap waarvan ze onderdeel uitmaken. Het is mild licht, in tegenstelling tot het harde licht van de zomer.
Herfstlicht kan warm zijn, maar kent meestal ook een bepaalde
koelte (of kilheid), die zeker voelbaar is wanneer de zon verdwijnt. Die warmte brengt geuren mee. Volle, aardse geuren.
Geuren van verval en verrotting waar niets springerigs aan is. Het einde van
een cyclus nadert. Een einde dat heel in de verte de belofte van nieuwe bloei
bevat. Maar zover is het nog lang niet.
Herfstlicht en –geuren wekken de zwerfgeest in mij. Ze
wekken het verlangen naar eindeloos zwerven zonder aan te komen – het zal mijn
romantische, melancholische inborst zijn. En ze wekken het verlangen naar, bijvoorbeeld, het Moment bij
Loch Tay in de Ierse Wicklow Mountains, waar ik in 1989 stond. Of
naar het allereerste Moment dat ik mij kan herinneren, op de Hoorneboegse Heide
in 1980, de avond voordat ik als 17-jarige voor een jaar afreisde naar Californië.
Dit is een verlangen naar het Moment waarop alles samenvalt in één beleving.
Waarop – net als in herfstlicht – alle vormen afzonderlijk helder uitgelicht
staan en tegelijkertijd samen een eenheid zijn. Zelfs de tegenstelling tussen
veelheid en eenheid gaat hier niet meer op. Het is een eenheid zonder
middelpunt – een middelpunt dat je doorgaans zelf bent, maar nu niet omdat je totaal ontledigd bent. Volkomen onverwacht zijn er alleen stilte
en grenzeloze ruimte.
Genadevolle momenten. Iedereen kent ze wel.
Genadevolle momenten. Iedereen kent ze wel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten