Confucius, De gesprekken – Gevolgd door Het leven van Confucius door Sima Qian (ca. 145-86 v.Chr.) Vertaald en toegelicht door Kristofer Schipper, uitgeverij atlas contact, mei 2014.
Klik op de afbeelding voor een vergroting
|
Dit is een waardige slotformule van De gesprekken. Wie zich van zijn lot bewust is, kent zijn grenzen. Hij gelooft niet in wat onmogelijk is, jaagt geen onhaalbare wensdromen na, maar blijft voor alles een mens, met alle beperkingen, maar ook met alle mogelijkheden van dien om het goede te doen.
De riten – samen met de muziek – leiden de mens tot de Weg. Het ritueel geeft aan alles en iedereen de juiste plaats. Dat is de basis.
Onze plaats in het leven en de Weg die wij te gaan hebben, krijgen gestalte in het woord. Door het woord zijn wij een menselijke samenleving. Wij kunnen elkaar begrijpen en als medemensen ons samen inzetten voor een betere wereld. Hierin ligt het uiteindelijke doel van de klassieke opvoeding.
Het bovenstaande citaat is het laatste 'gesprek' uit De gesprekken, met eronder het slotcommentaar van Kristofer Schipper. Hierna volgt nog een toegift: Het leven van Confucius, een biografie geschreven door Sima Qian (145-86 v.Chr.). Dit is een integrale vertaling van het hoofdstuk gewijd aan Confucius, zijn onderwijs en zijn nageslacht uit de Annalen van de Grote Geschiedschrijver (Shiji) door Sima Qian. Dit is de eerste volledige geschiedenis van China. Een mooie toegift.
Tot slot
De gesprekken is een waardevol boek, een aanvulling voor het Nederlands taalgebied. Mede door de heldere inleiding en commentaren van de Nederlandse sinoloog Kristofer Schipper, die in China woont, geeft het een goed inzicht in de tijd en leer van Confucius, maar ook – en dat is mogelijk belangrijker – in de actualiteitswaarde van het geschrift.
Het staat vol ethische voorschriften en gedragsregels. Ik kan me dan ook voorstellen dat de christelijke zendelingen die China in de late middeleeuwen bezochten, serieus dachten 'aan de aanpassing van het rooms-katholieke geloof aan het confucianisme'. Door deze voorschriften kunnen Confucius en het confucianisme star overkomen – iets wat het in de loop der tijd ook meer en meer geworden is. Maar in essentie gaat het hier over een innerlijke houding die zijn uiterlijke weerslag vindt in spreken en handelen.
Maar om zover te komen moet je wel bereid zijn om te blijven leren en gedisciplineerd te leven. Wat dit betreft staan het confucianisme en die andere grote Chinese filosofie, het taoïsme, tegenover elkaar. Maar, zoals Kristofer Schipper ook zegt, in het dagelijks leven zijn de twee – drie eigenlijk, het boeddhisme meegeteld – niet strak van elkaar te onderscheiden.
Het taoïsme, met name Zhuang Zi, zegt: medemenselijkheid en gerechtigheid als opgelegde norm, iets waarnaar je gedisciplineerd moet streven, beschadigt de (spontaniteit van de) ingeboren natuur. Hierdoor raken lichaam (de lichaamsenergieën) en geest uit balans, met als gevolg kwalen, ziekten en mogelijk een voortijdige dood. Wanneer de ingeboren natuur niet beschadigd wordt, zijn medemenselijkheid en gerechtigheid (en andere confucianistische waarden) vanzelfsprekend en hoeft niets te worden opgelegd. Hoe de ingeboren natuur in tact blijft, staat op vele plaatsen in de Zhuangzi te lezen:
Vasthouden aan je geest in stilte,
En je lichaam wordt vanzelf weer goed.
Wees stil! Wees zuiver!
Mat je lichaam niet af,
Zweep je zaad [essentie, RH] niet op,
Dan kun je langer leven.
(Zhuangzi, blz. 159, uitg. Augustus)
Dus ook bij Zhuang Zi is sprake van 'randvoorwaarden', maar die liggen meer op het gebied van contemplatie, inkeer en zelfreflectie. Een maatschappelijke positie of uiterlijk deugdzaam handelen zijn geen vereisten bij de taoïst. Hij zegt eerder: ken uzelf. Zorg dat je innerlijk op orde is, dan volgt de wereld vanzelf, want: zo binnen, zo buiten.
De riten – samen met de muziek – leiden de mens tot de Weg. Het ritueel geeft aan alles en iedereen de juiste plaats. Dat is de basis.
Onze plaats in het leven en de Weg die wij te gaan hebben, krijgen gestalte in het woord. Door het woord zijn wij een menselijke samenleving. Wij kunnen elkaar begrijpen en als medemensen ons samen inzetten voor een betere wereld. Hierin ligt het uiteindelijke doel van de klassieke opvoeding.
Het bovenstaande citaat is het laatste 'gesprek' uit De gesprekken, met eronder het slotcommentaar van Kristofer Schipper. Hierna volgt nog een toegift: Het leven van Confucius, een biografie geschreven door Sima Qian (145-86 v.Chr.). Dit is een integrale vertaling van het hoofdstuk gewijd aan Confucius, zijn onderwijs en zijn nageslacht uit de Annalen van de Grote Geschiedschrijver (Shiji) door Sima Qian. Dit is de eerste volledige geschiedenis van China. Een mooie toegift.
Tot slot
De gesprekken is een waardevol boek, een aanvulling voor het Nederlands taalgebied. Mede door de heldere inleiding en commentaren van de Nederlandse sinoloog Kristofer Schipper, die in China woont, geeft het een goed inzicht in de tijd en leer van Confucius, maar ook – en dat is mogelijk belangrijker – in de actualiteitswaarde van het geschrift.
Het staat vol ethische voorschriften en gedragsregels. Ik kan me dan ook voorstellen dat de christelijke zendelingen die China in de late middeleeuwen bezochten, serieus dachten 'aan de aanpassing van het rooms-katholieke geloof aan het confucianisme'. Door deze voorschriften kunnen Confucius en het confucianisme star overkomen – iets wat het in de loop der tijd ook meer en meer geworden is. Maar in essentie gaat het hier over een innerlijke houding die zijn uiterlijke weerslag vindt in spreken en handelen.
Maar om zover te komen moet je wel bereid zijn om te blijven leren en gedisciplineerd te leven. Wat dit betreft staan het confucianisme en die andere grote Chinese filosofie, het taoïsme, tegenover elkaar. Maar, zoals Kristofer Schipper ook zegt, in het dagelijks leven zijn de twee – drie eigenlijk, het boeddhisme meegeteld – niet strak van elkaar te onderscheiden.
Het taoïsme, met name Zhuang Zi, zegt: medemenselijkheid en gerechtigheid als opgelegde norm, iets waarnaar je gedisciplineerd moet streven, beschadigt de (spontaniteit van de) ingeboren natuur. Hierdoor raken lichaam (de lichaamsenergieën) en geest uit balans, met als gevolg kwalen, ziekten en mogelijk een voortijdige dood. Wanneer de ingeboren natuur niet beschadigd wordt, zijn medemenselijkheid en gerechtigheid (en andere confucianistische waarden) vanzelfsprekend en hoeft niets te worden opgelegd. Hoe de ingeboren natuur in tact blijft, staat op vele plaatsen in de Zhuangzi te lezen:
Vasthouden aan je geest in stilte,
En je lichaam wordt vanzelf weer goed.
Wees stil! Wees zuiver!
Mat je lichaam niet af,
Zweep je zaad [essentie, RH] niet op,
Dan kun je langer leven.
(Zhuangzi, blz. 159, uitg. Augustus)
Dus ook bij Zhuang Zi is sprake van 'randvoorwaarden', maar die liggen meer op het gebied van contemplatie, inkeer en zelfreflectie. Een maatschappelijke positie of uiterlijk deugdzaam handelen zijn geen vereisten bij de taoïst. Hij zegt eerder: ken uzelf. Zorg dat je innerlijk op orde is, dan volgt de wereld vanzelf, want: zo binnen, zo buiten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten