Confucius, De gesprekken – Gevolgd door Het leven van Confucius door Sima Qian (ca. 145-86 v.Chr.) Vertaald en toegelicht door Kristofer Schipper, uitgeverij atlas contact, mei 2014.
'Medemenselijkheid' en 'ritueel' zijn twee kernbegrippen bij Confucius. Hier volgen enkele citaten uit De gesprekken waaruit blijkt wat Confucius hiermee bedoelde.
Citaat blz.53, klik op de afbeelding voor een vergroting. |
Het ritueel
Het Chinese woord voor ‘ritueel’ is li. Het vertolkt een algemeen idee met een wijd scala van
bijbetekenissen: ‘regel’, ‘ceremonie’, ‘wet’, ‘protocol’, ‘gedragsregels’,
enzovoort. Het begrip ‘ritueel’ strekt zich bovendien ook uit tot de instituties
van de staat en de maatschappij. Sprak men over ‘het ritueel’ van een bepaalde
dynastie, dan verstond men daaronder ook de manier waarop het staatswezen en
zijn bureaucratie georganiseerd was. Li is dus een soort verzamelwoord en een
concept dat pas is ontstaan op het moment dat de aloude religieuze rituelen
onderwerp van discussie en interpretatie werden omdat ze door allerlei sociale
en culturele ontwikkelingen niet meer vanzelfsprekend waren.[…]
Meer dan alleen een vorm en een manier van doen impliceert
li dus het idee van orde, structuur en samenhang. Vandaar dat hier gekozen is
voor de vertaling ‘ritueel’, en niet, zoals vaak gebeurt, voor ‘etiquette’ of
‘ceremonieel’. Dat het ritueel een essentiële plaats heeft in de leer van
Confucius is voor veel mensen een bron van verbazing en verwarring, vooral in
het Westen. Zij vragen zich af wat ritueel met wijsheid of filosofie te maken
kan hebben, want zij zien het als iets uiterlijks, vormelijks, conventioneels,
onechts, ver verwijderd van authentieke geestelijke waarden. Een van de weinige
westerse filosofen die geprobeerd heeft dieper in te gaan op de confuciaanse
opvatting van ‘ritueel’ is Herbert Fingarette. In zijn boekje Confucius – the Secular as Sacred (1972),
schrijft hij: […] Als we naar de kerngedachte in De gesprekken kijken, wordt het al gauw duidelijk dat de
onderwerpen en belangrijkste ideeën allemaal te maken hebben met de natuur van
de mens, en met zijn gedrag en zijn verhouding tot andere mensen. […] Het
concrete en praktische humanisme van De
gesprekken wordt verder uitgediept in de leer dat geen enkele morele of
geestelijke verworvenheid gebaseerd kan zijn op trucjes, geluk, geheime
spreuken of andere uiterlijke factoren.’
Fingarette stelt vast dat Confucius het transcendente in de mens
zelf zag liggen. Volgens hem gebruikte Confucius het begrip ‘ritueel’ (li) in
overdrachtelijke zin, als een metafoor voor de Weg van de mens: een nieuwe weg
in onze eigen onmiddellijke en vertrouwde wereld. Hij gebruikte het concept
‘ritueel’ om over alle menselijke gedragsvormen en relaties te praten. Voor de
Meester [Confucius, RH] gold het ritueel niet alleen als een manifestatie van
beschaving, maar ook als de uiteindelijke vervulling van de menselijke
impulsen. Zich aan het ritueel houden was dus niet een formalistische en
onnatuurlijke levenshouding, maar integendeel een specifiek menselijke wijze om
met elkaar om te gaan. Door zich het ‘heilig ritueel’ (waartoe ook alle goede
en redelijke sociale omgangvormen behoorden) eigen te maken, was ieder mens in
staat zijn eigen innerlijke kracht te versterken.
Het ritueel geeft niet alleen uitdrukking aan een principe
van ordening, het schept en handhaaft ook die ordening. In dit opzicht komt het
ritueel overeen met de wet, en dat is in de filosofie van Confucius ook zijn
belangrijkste functie. Opnieuw gaat het hier niet om een religieuze wet die
onder het gezag staat van een machtig goddelijk wezen, maar om een vorm van
sociale gedragscode. Wie daarvan afwijkt, ‘verliest zijn gezicht’.
(Citaten blz. 54, 55, 56, 57)
Wordt vervolgd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten