kust

kust

The Golden Letters III (en slot)

Enige jaren geleden vertaalde ik een passage uit het boek The Golden Letters*. Een in mijn ogen prachtige verhandeling over de verduistering en het oorspronkelijke licht van de geest en hoe deze helderheid verkregen kan worden. Hieronder het slot van een drieluik.
















Samsara en nirvana
We hoeven dus niet door onze negatieve emoties geketend te blijven aan samsara, gevangen binnen het cyclische proces van gedachten en hartstochten die eindeloos opkomen. Traditioneel wordt samsara (cyclus, cyclisch bestaan) gedefinieerd als de cyclus van activiteit, zowel mentaal als fysiek, terwijl nirvana (voorbijgaan aan lijden) wordt gedefinieerd als stilte of ultieme vrede. Het Tibetaanse synoniem voor samsara is ‘worden’. ‘Vrede’ en ‘stilte’ zijn Tibetaanse synoniemen voor nirvana. Samsara vertegenwoordigt het geconditioneerde bestaan, de geconditioneerde toestand van de geest, van het gedachteproces waardoor mentale verschijnselen in het bewustzijn worden gebracht aan de hand van voorafgaande oorzaken. Deze oorzaken zijn onderdeel van een ketting van causaliteit die geen begin heeft en zij zijn van elkaar afhankelijk voor hun ontstaan. 

Samsara is, bij uitstek,  de beweging van gedachten, terwijl het nirvana van de hinayana-beoefenaars een staat van ultieme stilte is, waarbinnen de bewegingen van de hartstochten niet langer oprijzen. De mahayana-traditie ziet dit nirvana echter niet als het ultieme doel, zelfs niet als ongeconditioneerd bestaan. Volgens de mahayana-leer wordt de beoefenaar binnen de hinayana-traditie nog altijd gekweld door heel subtiele, intellectuele verduisteringen. Nadat de staat van nirvana is verdwenen keert hij of zij terug naar het bestaan in de vormenwereld. Dan moet hij, om werkelijk bevrijd te worden van samsara, de weg van de bodhisattva beoefenen. Alleen dan kan hij het uiteindelijke doel van boeddhaschap bereiken. Wanneer hij de status van ahrat - een heilige bij wie alle hartstochten verdwenen zijn – heeft bereikt, is er niet langer de noodzaak om als een menselijk wezen wedergeboren te worden.
 
Bij dzogchen is dit anders. Binnen dzogchen betekent bevrijding zowel bevrijding van samsara als van nirvana. Het doel van dzogchen is om bevrijd te worden in dit huidige leven dan wel onmiddellijk na de dood. Er valt niets te verkrijgen in een soort van toekomstige hemelwereld. Binnen tantra worden samsara en nirvana gezien als twee parallele of alternatieve werkelijkheden. Namelijk die van het onzuivere, karmische zicht van de zes rijken van wedergeboorte dat de doorsnee, misleidde wezens hebben, en de werkelijkheid van het zuivere zicht van de goden en mandala’s dat verlichte wezens hebben. Het eerste is het gevolg van de onwetendheid en verduisteringen van gewone, bewuste wezens. Het tweede zicht is het resultaat van de kennis of gnosis van verlichte wezens. Binnen dzogchen zijn deze twee aparte werkelijkheden, samsara en nirvana, gelijktijdig corresponderend, zonder dat hier verwarring uit voortkomt. De uiterlijke wereld is een mandala en alle levende wezens zijn godheden. Tegelijkertijd ziet alles er nog steeds zo uit als voorheen. Er is immers geen voorafgaand proces van visualisatie of transformatie dat deze verschuiving in de waarneming tot stand brengt. Bergen zijn nog steeds bergen, maar iedere berg is tegelijkertijd sumeru [een berg die in de Tibetaanse mythologie staat voor het middelpunt van de wereld]**. 

Verlichting is niet het opstijgen ergens naartoe, een vlucht van de aarde naar een of ander hemels paradijs – wat wel een gangbare metafoor is voor het voortgaan op het geestelijk pad binnen mystieke tradities overal ter wereld. Eerder is verlichting iets wat hier en nu gebeurt. In het licht van dzogchen overstijgen onsamenhangende en discursieve gedachten hun intrinsieke beperkingen en worden onthuld als zijnde kennis. Dit is de zelfonthulling van dat wat eerder bedekt of verborgen was. Wat uiteindelijk gevonden wordt, is wat in het begin al bestond; de alpha en de omega zijn gelijktijdig aanwezig. Dit is de zelfonthulling van gnosis: er is eenheid en toch blijft de diversiteit ongeschonden. Beide worden omvat door gnosis oftewel oorspronkelijke kennis.

* Deze tekst is een vertaling van de pagina’s 110 (vanaf 16. Recognizing te Nature of Thoughts and Experiences) tot en met 117 (tot 21. The special Teaching of Dzogchen) uit het boek: The Golden Letters, Translation, Introduction and Commentaries by John Myrdhin Reynolds, Snow Lion Publications, Ithaca, New York, USA, 1996. Hier en daar zijn woorden uit de oorspronkelijke tekst weggelaten. Bijna steeds gaat het dan om Tibetaanse of Sanskriet termen, die niet noodzakelijk zijn voor een goed begrip van de tekst.
** Tussen [...]  staan teksten die door mij zijn toegevoegd.

The Golden Letters II



 Enige jaren geleden vertaalde ik een passage uit het boek The Golden Letters*. Een in mijn ogen prachtige verhandeling over de verduistering en het oorspronkelijke licht van de geest en hoe deze helderheid verkregen kan worden. Hieronder deel twee van een drieluik.
   











Het oprijzen van gedachten wordt de meditatie
Wanneer we uit gewoonte langere tijd op deze manier oefenen, wordt het louter oprijzen van gedachten de meditatie zelf. Het maakt geen verschil of gedachten al dan niet oprijzen. De grenzen tussen de kalme staat en de beweging van gedachten storten volledig in. De beweging van gedachten wordt nu direct gezien als onbeschrijfelijk licht, de manifestatie van de transparante helderheid van de basis, de oorspronkelijke staat. Deze bewegingen brengen geen schade toe aan de ondoorgrondelijke sereniteit van het midden en verstoren het ook niet. Beweging komt nu op als directe en onmiddellijke kennis (gnosis) die overal direct in doordringt en niet langer als onsamenhangende of discursieve gedachten die van zichzelf begrensd en beperkend zijn. Gedachten manifesteren zich op ongedwongen en natuurlijke wijze als deze direct doordingende kennis, zonder een tussenkomend proces dat onzuiver karmisch zicht transformeert in zuiver zicht, zoals dat bij tantrische systemen van oefening het geval is. Niettemin kan het voor de buitenstaander lijken alsof de geest [van zo iemand] een normale geest is, omdat heel gewone, alledaagse gedachten blijven opkomen. Niet alles is nu ineens goedheid en licht.

De beoefenaar blijft verlangen, hongeren en een stoelgang hebben zolang hij een fysiek lichaam – het product van karma uit het verleden – heeft. Ook al schijnt de ochtendzon op de gletsjer, het ijs smelt niet direct. Vergelijkbaar manifesteren alle kwaliteiten van verlichting zich niet onmiddellijk, ook al heeft de geest verlichting gerealiseerd. Maar terwijl de doorsnee mens altijd probeert om gedachten te creëren of onderdrukken en zo doorgaat met het verzamelen van energie die verbonden is met onbewuste impulsen, realiseert de beoefenaar de bevrijding van diezelfde gedachten precies op het moment waarop ze opkomen.

De vier methoden van bevrijding
Binnen dzogchen spreken we van drie of vier methoden van bevrijding:
1 bevrijding door pure aandacht
2 bevrijding zodra het oprijst
3 zelfbevrijding
4 oorspronkelijke bevrijding

In de tekst worden enkele metaforen gegeven om de betekenis van de methoden van bevrijding te illustreren. ‘Bevrijding door pure aandacht’ is bevrijding door middel van het herkennen van gedachten. Dit is als de ontmoeting met iemand die we al eerder hebben ontmoet. ‘Bevrijding zodra het oprijst’, waarbij gedachten zichzelf bevrijden zodra ze opkomen, is als een slang die door zijn eigen knopen glijdt en zichzelf zo ontwart. Bij ‘zelfbevrijding’, rijzen gedachten op in hun onmiddellijke en natuurlijke, ongedwongen bevrijding. Dit is als een dief die een leeg huis binnengaat en niets vindt om te stelen. Hier hebben het oprijzen en de bevrijding van gedachten nadelige, noch voordelige gevolgen voor de staat van contemplatie.
De eerste drie methoden van bevrijding verwijzen naar het proces van het bevrijden van gedachten, terwijl ‘oorspronkelijke bevrijding’ refereert aan Rigpa [de natuur van de geest; altijd aanwezig, zuiver oorspronkelijk gewaarzijn] zelf, wat van het begin af aan nooit anders dan volledig bevrijd is geweest.

Bij de methode ‘bevrijding door pure aandacht’ [1], is er slechts een minimale mentale activiteit. We richten onze aandacht op de gedachte zodra deze oprijst en herkennen deze als een gedachte. Dit is als het zien van een schijnbare vreemde in een drukke straat, die je plotseling herkent als een oude bekende. Ook wanneer dit een grotendeels automatisch proces geworden is, bestaat er nog altijd een kleine tussenpose in de tijd tussen het oprijzen van de gedachte, het gewaar worden van zijn aanwezigheid en de herkenning van de gedachte als gedachte aan de ene kant, en het weer oplossen van de gedachte aan de andere. Voor de beginner is deze oefening passend, later wordt het een fout wanneer deze niet overstegen wordt. 

[2] In de volgende fase verbrokkelt de gedachte zodra deze oprijst. [Als voorbeeld kan dit proces geïllustreerd worden] met het tekenen op de oppervlakte van water. De tekening valt uiteen op het moment van tekenen. Het tekenen en uiteenvallen vinden tegelijkertijd plaats. Hier vinden het opkomen en de bevrijding van de gedachte gelijktijdig plaats. Er is geen interval of discontinuïteit tussen het zelfoprijzen en de zelfbevrijding van gedachten. Daarom verschilt dit proces van het proces van ‘bevrijding door pure aandacht’ en staat het bekend als ‘bevrijding zodra het oprijst’. Er is nog altijd een klein onderscheid tussen het stadium van oprijzen en dat van bevrijding. Bij deze beoefening wordt echter geen enkele poging ondernomen om het oprijzen van gedachten te onderdrukken. Er wordt geen energie in zo’n poging geïnvesteerd, daarom is het proces van bevrijding natuurlijk, ongedwongen, automatisch en moeiteloos. Terwijl er tijdens de beoefening van ‘bevrijding door pure aandacht’ nog altijd de minimale inspanning van de pure aandacht is, is zo’n soort inspanning er nu  niet. Welke gedachten ook oprijzen, zij worden door hun eigen impulsieve beweging voortgedreven tot in de natuurlijke staat en bevrijd. Zo worden gedachten die oprijzen gezuiverd - dat wil zeggen ‘bevrijd’ – door middel van de potentialiteit van de dharmakaya [de essentie van gewaarzijn, die gelijk is aan leegte]. Zij worden zonder inspanning bevrijd door dezelfde energie en impulsieve beweging die aan hun oprijzen ten grondslag ligt. Daarom gebruikt de tekst het beeld van een slang die zichzelf ‘ontknoopt’. Wanneer een gedachte oprijst die een grote verandering van energie met zich brengt - bijvoorbeeld een gedachte van verlangen of van woede –, dan zal het gewaarzijn dat aanwezig is bij de bevrijding van die gedachte, veel sterker en helderder zijn. Zo wordt de hartstocht vriend en helper van gewaarzijn [rigpa], in plaats van zijn vijand en tegenstander. Op deze manier rijzen alle onsamenhangende en discursieve gedachten op als manifestaties van de intrinsieke energie van de direct doordringende aard van gewaarzijn [rigpa] zelf.
We verblijven in deze staat zonder ook maar iets te accepteren of verwerpen. Toch houden we nog vast aan de herkenning dat de dharmakaya [de essentie van gewaarzijn die gelijk is aan leegte] aan de kant van bevrijding staat en daarom wordt hier nog altijd een subtiele dualiteit in stand gehouden.

Bij de derde fase [3] wordt zelfs het onderscheid tussen oprijzen en bevrijding of oplossing overstegen. Vandaar het beeld van een dief die een leeg huis binnen gaat en niets vindt om te stelen. Wanneer gedachten oprijzen, worden zij ogenblikkelijk bevrijd en zij gaan op geen enkele manier buiten de staat van de dharmakaya. Dit wil zeggen dat hun oprijzen tevens hun bevrijding is en dus bestaat er niet langer een onderscheid tussen deze twee stadia of momenten. Bevrijding is volkomen automatisch, natuurlijk en ongedwongen, moeiteloos en onmiddellijk. Dit proces staat bekend als ‘zelfbevrijding’  en is de juiste methode voor dzogchen. Al het andere is voorbereiding.


Wordt vervolgd.

* Deze tekst is een vertaling van de pagina’s 110 (vanaf 16. Recognizing te Nature of Thoughts and Experiences) tot en met 117 (tot 21. The special Teaching of Dzogchen) uit het boek: The Golden Letters, Translation, Introduction and Commentaries by John Myrdhin Reynolds, Snow Lion Publications, Ithaca, New York, USA, 1996. Hier en daar zijn woorden uit de oorspronkelijke tekst weggelaten. Bijna steeds gaat het dan om Tibetaanse of Sanskriet termen, die niet noodzakelijk zijn voor een goed begrip van de tekst.
** Tussen [...]  staan teksten die door mij zijn toegevoegd.