kust

kust

Eem & polder


Zuid Middenwetering in de Eempolder




















Haaks op de Wakkerendijk in Eemnes staan weggetjes die langs een liniaal de Eempolder inlopen. Strak productieweiland, doorsneden met smalle sloten en bredere weteringen – gevolg van de slagenverkaveling. Vanaf de dijk gezien een op het eerste oog doods aandoende, open vlakte. Helemaal op een schrale herfst- of winterdag als hij er bleek bij ligt en de A1 de grijze soundtrack levert.

Herfstzon en een milde tegenwind – dat kan hier wel anders zijn. Wat me verrast (ik was er lang niet geweest): veel vogelleven. Overal waar ik fiets, vliegen spreeuwen op uit het gras, samen vormen ze een zwerm. Kraaien, reigers als burgemeesters aan de slootkant en weidevogels: kieviten, grutto’s, scholeksters. Ganzen op doortrek, eenden op het water en buizerds hoog in de lucht, cirkelend op de thermiek. Ook het ijsvogeltje schijnt hier te broeden.

De A1 doorsnijdt de Eempolder, die uit meerdere kleine polders bestaat. In het noorden is het Eemmeer de grens. Van daar loopt hij aan de oostkant naar het zuiden tot aan Hoogland en volgt dan de lijn van het spoor tussen Soest en Baarn schuin naar het westen, waar Eemnes de grens is. Eeuwenlang streden de bewoners tegen het zeewater dat de dijken vele malen doorbrak. Vanaf de 13e tot aan de 17e eeuw is het gebied stapsgewijs bedijkt en ontgonnen in lange stroken – de eerder genoemde slagenverkaveling. Later volgde vaak de ruilverkaveling om het boerenbedrijf rendabeler te maken. Tegenwoordig herstelt de balans tussen boerenbelangen en natuur- en cultuurbelangen zich beetje bij beetje – veranderende tijdsgeest. De biodiversiteit neemt langzaam toe en de vervuiling af.

Nog een verrassing (iedere keer weer): de Eemnessersluis met gemaal en klein haventje, het klinkerweggetje beschermd door knotwilgen ernaartoe en het slingerende dijkpaadje dat vanaf de sluis naar het pontje over de Eem voert. En natuurlijk de Eem zelf. De naamverstrekker die van Amersfoort door de Eemvallei naar het Eemmeer loopt. In tegenstelling tot de strak verkavelde percelen heeft de Eem altijd mogen meanderen. Hij krijgt zijn water van onder meer de Heiligenbergerbeek, de Barneveldse en Lunterse Beek en brengt hierdoor veel water van de Gelderse Vallei naar het Eemmeer.

Bedrijvigheid langs de Eem
Maar de waarde van de Eem is wat mij betreft groter dan alleen zijn praktisch nut. Hij brengt speelsheid, huisjes, andere begroeiing en meerdere tinten groen. Water vloeit, stroomt, beweegt, geurt, komt ergens vandaan, gaat ergens naartoe – plekken om over te fantaseren. De dynamiek van water is zo anders dan die van land. Water wijkt, maar heeft de kracht om land te bewegen.

Bij de pont (vaart niet op zondag!) blijk ik geen contant geld bij me te hebben. Of ik dan de volgende keer dubbel wil betalen, dus 2 x 40 cent voor mij en 2 x 40 cent voor mijn fiets. Wat ik vanzelfsprekend heb gedaan.

D - WAR - F


D – WAR – F
Guido Pigni is een Italiaanse vriend. Een kunstenaar, illustrator uit Milaan. Een eigenzinnig en betrokken man. Sociale conflicten, onzinnig/zinloos geweld, menselijke relaties en eenzaamheid zijn terugkerende thema’s in zijn werk.

We leerden elkaar kennen in Schotland, 1990, waar ik 6 weken rond liftte. De jeugdherberg in Inverness was een soort epicentrum waar ik drie keer naar terug-keerde. Guido trok ook rond en was toe-vallig die drie avonden ook in de jeugd-herberg – die gerund werd door een ex-schoolhoofd van tegen de zestig, die baan en gezin vaarwel had gezegd, op een spirituele zoektocht naar India was gegaan en nu hier in Inverness – in een kleine caravan op de parkeerplaats naast de jeugdherberg – (tijdelijk) was neer-gestreken. Het waren zeer onderhoudende gesprekken, met z’n drieën.


The earth seen from the moon, 2001
Door de jaren heen zijn Guido en ik blijven corresponderen. Eerst ouderwets via de post, later via e-mail. Ik zocht hem op in Milaan. Toen ik op vakantie was in Caldonazzo en later aan het Lago di Ledro kwam hij op bezoek. We logeerden samen in het huis van zijn broer Andrea buiten Aosta en maakten daar bergwandelingen. En allebei kregen we kinderen.

Rond 2004 stuurde hij mij een serie tekeningen over een Giraffe. Hij wilde er een verhaal van maken maar kreeg de tekst niet passend. Of ik het wilde proberen. Het paste en werd een boekje: Het verhaal van giraffe. Later stuurde ik hem een tekst over mijn opa, zijn dood en onze relatie. Hij maakte er mooie, kleurige illustraties bij en zo ontstond weer een boekje: Dag opa.

Nu, bijna vijfentwintig jaar later, schrijven we nog altijd regelmatig en zien we elkaar af en toe. Soms vraagt hij me naar een tekst te kijken, of stuurt hij me een van zijn tekeningen of etsen. Het plan is om in de toekomst weer samen de bergen in te gaan. Hopelijk komt dat er ook van.

We've got it, New Zealand, 1994
Ik blijf me erover verbazen hoe onvoorspelbaar en grappig (maar natuurlijk ook onvoorspelbaar en verdrietig) het leven kan zijn. Dat je een Italiaan ontmoet aan een eettafel in een jeugdherberg in Schotland. Dat diegene daar toevallig nog twee keer komt terwijl je er ook weer bent. Dat er vervolgens een Milanees-Hilversumse vriendschap ontstaat die al zo’n vijfentwintig jaar duurt. Dat hier twee boekjes uit voortkomen en ook nog een vriendschap met zijn broer Andrea. We hebben er niets voor hoeven doen. Het gebeurt en we bewegen mee.

Nu is zijn D-WAR-F een van de finalisten voor The Woollahra Small Sculpture Prize.
Ik heb op hem gestemd.

Landscape with house and tree, 2012

Zie www.guidopigni.com voor meer werk van Guido.

Herfstlicht

Als ons leven niet zou vervliegen als de dauw op de graven van Adashino of de voortdrijvende rook boven de crematieplaatsen van Toribe, maar eeuwig zou voortduren, dan zouden wij nauwelijks nog geraakt worden door de wereld. Juist de vluchtigheid van de dingen maakt ze zo schitterend.Van alle levende wezens, leeft de mens het langst. De kortlevende eendagsvlieg ziet de avond niet, zomercicaden kennen lente noch herfst. Wat een geweldige luxe om een jaar rond van het leven te kunnen genieten, zelfs al is het maar één keer. Wanneer je voortdurend treurt om het voorbijgaan van de jaren, dan lijken zelfs duizend lange jaren op een droom in de nacht.                                  (Uit: Essays in Idleness, no. 7, Yoshida Kenko [c. 1283-1352]. Vert.©RonaldHermsen)


Oude Haven, Hilversum, oktober, 2010
Het strijklicht van de herfst vind ik denk ik het mooiste licht. Het trekt lange schaduwen en licht alle vormen afzonderlijk uit, waardoor ze op zichzelf lijken te staan, terwijl ze toch onlos-makelijk verbonden zijn met het grotere landschap waarvan ze onderdeel uitmaken. Het is mild licht, in tegenstelling tot het harde licht van de zomer.

Herfstlicht kan warm zijn, maar kent meestal ook een bepaalde koelte (of kilheid), die zeker voelbaar is wanneer de zon verdwijnt. Die warmte brengt geuren mee. Volle, aardse geuren. Geuren van verval en verrotting waar niets springerigs aan is. Het einde van een cyclus nadert. Een einde dat heel in de verte de belofte van nieuwe bloei bevat. Maar zover is het nog lang niet.
 
Romantisch hoogtepunt
De wandelaar boven de nevelen,
1817-18, Caspar David Friedrich
Herfstlicht en –geuren wekken de zwerfgeest in mij. Ze wekken het verlangen naar eindeloos zwerven zonder aan te komen – het zal mijn romantische, melancholische inborst zijn. En ze wekken het verlangen naar, bijvoorbeeld, het Moment bij Loch Tay in de Ierse Wicklow Mountains, waar ik in 1989 stond. Of naar het allereerste Moment dat ik mij kan herinneren, op de Hoorneboegse Heide in 1980, de avond voordat ik als 17-jarige voor een jaar afreisde naar Californië. 

Dit is een verlangen naar het Moment waarop alles samenvalt in één beleving. Waarop – net als in herfstlicht – alle vormen afzonderlijk helder uitgelicht staan en tegelijkertijd samen een eenheid zijn. Zelfs de tegenstelling tussen veelheid en eenheid gaat hier niet meer op. Het is een eenheid zonder middelpunt – een middelpunt dat je doorgaans zelf bent, maar nu niet omdat je totaal ontledigd bent. Volkomen onverwacht zijn er alleen stilte en grenzeloze ruimte.
Genadevolle momenten. Iedereen kent ze wel.

Akkertjes

April
Ruim veertig jaar loop en fiets ik door de bossen van de ’s Gravelandse landgoederen. Ze vormen een mooi bospark, met prachtige, oude bomen, afgewisseld met weilandjes waar koeien en paarden grazen. Als ik erheen loop of fiets vanaf ons huis in Hilversum, ga ik bijna altijd over de akkertjes in het Corversbos. Dit is een van mijn lievelingsplekken in de buurt. Ik fotografeer ze al jaren in alle jaargetijden.



De akkers zijn eeuwenoud. Natuurmonumenten ver-bouwt er granen en gebruikt hierbij geen schadelijke bestrijdingsmiddelen. Tussen het graan staat het mede hierdoor vol met kleurige akkerkruiden – o.a. de zeldzame korenbloem, korensla en bleekgele hennepnetel. Het wemelt er van de insecten (veel vlinders), knaagdieren en vogels, en ook reeën en roofvogels kom je er regelmatig tegen.

Ik kwam er voor het eerst, voor zover ik mij herinner, toen mijn opa en oma (van mijn moeders kant) verhuisden van Hilversum naar ’s Graveland terwijl ik nog op de lagere school zat. Ik ging regelmatig naar hen toe en fietste vaak door het bos: langs de akkertjes en door landgoed Gooilust. De kortste weg. Het laatste stuk kon ik tussen de bomen door hun huis al zien liggen.
Juli, korenbloemen tussen het graan

Een kleine twintig jaar later had ik ruzie met mijn vriendin. Het was najaar, ’s avonds, donker en het regende. Ik pakte mijn fiets en reed wat rond tot ik besloot naar de akkertjes te gaan. Daar heb ik een tijd met mijn verdriet onder het groepje eikenbomen gezeten dat op één van de akkers staat. Tot ik wel erg nat werd. Toen ben ik naar een vriend gegaan en heb bij hem geslapen.

Mijn vriendin en ik legden de ruzie bij, we kregen drie kinderen en trouwden. Als baby had onze middelste dochter veel last van eczeem. Hierdoor kon zij vaak niet slapen. Op een zomeravond was ze weer heel onrustig en lag ze te krabben en huilen. We besloten een stuk met haar te gaan fietsen. Het was een zwoele avond en door de volle maan vrij licht. We fietsten naar de akkertjes en gingen op een open plek tussen het maïs zitten. Ze werd helemaal rustig.

September, oogsttijd



En ik kom er dus nog steeds vaak, op de landgoederen en de akkertjes in het Corversbos. Ik kan er soms uren lopen, een boek lezen, of gewoon wat aan een slootkant zitten, verborgen achter een houtwal. Op de akkertjes stop ik altijd even om de stilte te ervaren. Het is er verstild, ook al hoor je altijd wel geluiden. Ik kijk of ik de (een?) buizerd in de top van een boom zie, hoe de gewassen erbij staan, de bodem eruitziet en naar de hoge bomenrand aan de Gooilustkant. Het is er altijd goed zoals het is.

December



De natuurlijke gang van het leven (IV en slot)


Waterval bij de rivier de Han,
Shitao 1694 (volgens datering),
inkt en verf op papier.**
Een taoïstische vertelling

Als slot van het vierluik De natuurlijke gang van het leven, volgt hieronder een taoïstische vertelling*. Deze geeft in mijn ogen goed weer wat gaandeweg leven is, wars van fixaties.

✻ ✻ ✻

Duizenden jaren geleden heerste er in China een wrede, zelfzuchtige tiran. Hij was het die opdracht gaf de zesduizend mijl lange muur om het land te bouwen. Veel mensen kwamen daarbij om en werden in de muur begraven.
In die tijd leefde er een oude Chinees, die in de hele wereld maar twee dingen zijn eigendom noemde: zijn enige zoon en een paard. Op zekere dag liep het paard weg. Toen de oudsten van de stad ervan hoorden, kwamen zij bij hem om hem te troosten: ‘Wat een ongeluk dat je paard is weggelopen!’

De oude man keek hen aan en zei: ‘Hoe weten jullie of het een ongeluk is?’
Enkele dagen later keerde het paard terug, gevolgd door zes andere paarden. Hierdoor was de welstand van de oude man aanzienlijk gestegen. De oudsten van de stad kwamen opnieuw bij hem en zeiden: ‘Wat een geluk dat je nu zeven paarden hebt!’
De oude man dacht een ogenblik na en sprak: ‘Hoe weten jullie of het een geluk is?’
’s Middags besloot de zoon van de oude man op één van de wilde paarden te rijden. Hij viel er vanaf en raakte verlamd. De oudsten van de stad zeiden: ‘Wat een ongeluk dat je enige zoon van het paard is gevallen en nu niet meer goed kan lopen!’

Drie paarden (detail),
Liu Dan Zhai, 1996.
De oude man antwoordde hen net als voorheen: ‘Hoe weten jullie of het een ongeluk is?’
Enige tijd later brak er oorlog uit en de koning riep alle gezonde jonge mannen van het dorp op voor het leger. Omdat hij niet goed kon lopen, werd de zoon als enige niet afgevoerd.
Nu raakten de oudsten van de stad in grote verwarring en overlegden. Ze richtten zich tot de oude man en zeiden: ‘Wij zijn het er over eens dat jij de verstandigste mens in China bent. Wij zouden ons gelukkig prijzen als jij onze burgemeester zou willen worden.’
Toen antwoordde de oude man: ‘Hoe weten jullie of dat een geluk zou zijn? Ik wil dat ambt niet.’

Na deze woorden, trok hij zich terug in stilte.

*De oorsprong van deze vertelling is mij onbekend. Ik heb hem gelezen in Taal van de stilte – verhalen en parabels uit Oost & West, Erich Kaniok, uitg. Asoka, 2006, blz. 128.
** De afbeeldingen zijn overgenomen uit: Zwervend met Zhuang Zi – Wegwijs in de taoïstische filosofie, René Ransdorp, uitg. Damon, 2007.

Klein avontuur



Op weg

Zaterdagochtend. Begin oktober en prachtig nazomerweer. Mooi strijklicht, voorzichtig vallende bladeren en donkerrode geuren. Als ik nog een tweedaags fietstripje wil maken, moet ik het nu doen, denk ik bij mezelf.


Ik pak mijn rugzak in, leg een briefje op tafel zodat iedereen weet wat ik ga doen, pak mijn fiets uit de schuur en rijd richting kust. Hilversum uit naar Amsterdam. Door het Westerpark. Richting havens. Koffiedrinken in Ruigoord (culturele vrijhaven) en verder naar Velsen-Zuid. Ik richt mijn slaapplek in op natuurkampeerterrein Schoonenberg, in het bos van een groot landgoed, maak nog een rondrit door de Kennemerduinen en koop wat broodjes, kaas, bananen en een reep chocolade. ’s Avonds hoost het van de regen.

Mijn slaapplek

De volgende ochtend via Bloemendaal, Haarlem, Spaarndam richting Amsterdam. Een tussenstop in het Westerpark, waar ik onverwacht een bekende met zijn honden tegen het lijf loop en we samen koffiedrinken. Over Ankeveen terug naar huis. Wat een leven.

Maar aan zo’n klein avontuur gaat bijna altijd innerlijk gedoe vooraf. Ik wik en weeg: kan het wel, moet ik niet van alles doen, rekent er niemand op me? Dat ik me dit soort dingen afvraag is op zich niet raar of verkeerd. We zijn immers een gezin waarbinnen ik bepaalde taken op me heb genomen – en ik voel me snel verantwoordelijk. Alleen worden deze afwegingen bijna ongemerkt gekleurd door mijn geneigdheid. Doorgaans neig ik naar de ‘ja maar’-kant van de weegschaal: ja maar, ik moet boodschappen doen; ja maar, dan moet ik nu gaan, anders wordt het te laat; ja maar, dan moet ik alle benodigde spullen bij elkaar zoeken; ja maar, stel dat die natuurcamping dicht is; ja maar, het zou vanavond gaan regenen….

Dit soort ‘ja maar’-gedachten smoren het oorspronkelijke idee en zijn niet oplossingsgericht. Ze pakken de boel niet aan, maar zeggen eigenlijk: ‘Zou je dat nou wel doen?’ En voor ik het weet doe ik het niet – als ik niet oplet.

Zelfportret in Ruigoord
Nu gaat het hier om een klein avontuur waaraan ik heel veel plezier beleef, maar natuurlijk steekt deze neiging ook de kop op bij belangrijker zaken.
De remedie (in ieder geval voor mij) is vooral het zien van de geneigdheid waardoor mijn afwegingen neutraler worden en dan doen. Praktisch kijken of het haalbaar is en niet alleen maar intern blijven wikken en wegen met allerlei om de hoek loerende stokpaardjes.

Binnen drie kwartier zat ik op mijn fiets. Weer thuis bleek alles – natuurlijk – soepel verlopen. Ze begrepen het helemaal: begin oktober en prachtig nazomerweer.